dinsdag 5 mei 2020

Vijf mei 75 jaar geleden


Bevrijdingsdag 2020. Is het vandaag precies 75 jaar geleden dat mijn moeder met haar kinderen de steeg af liep, naar de Grote Markt, waar zo goed en zo kwaad als het ging – ‘We kenden de wijs, maar niet de woorden’ – het Engelse volkslied werd gezongen voor de daar aanwezige bevrijders? Misschien was het een paar dagen later. Wat doet het ertoe: het was voorbij.













Het duurde nog even, maar op 26 juli 1945 was de Jacob van Heemskerck terug in Amsterdam. Het zal kort daarna zijn geweest dat Gerrit Versluijs in de Keizerstraat in Gorinchem voor een gesloten deur kwam te staan. Mijn moeder hoorde dit al snel en waarschuwde op haar beurt haar vader: je moet snel naar huis want er is iets leuks.

Waar had Gerrit gezeten na de verloren slag in de Javazee? Bosman weet het. De Heemskerck kwam op 6 maart 1942 aan op Ceylon. Daar wordt hij ingedeeld bij de Britse Eastern Fleet. De kruiser gaat begin mei voor een reparatie naar Kaapstad en vandaar naar Kilindini, bij Mombasa. Dan vraagt de Amerikaanse marineleiding om extra schepen om troepentransporten te begeleiden en vertrekt de Heemskerck naar Fremantle in Australië. Ruim een jaar later, eind 1943, blijken opnieuw reparaties nodig. Onderweg naar een dok in Engeland wordt de kruiser nog enkele maanden vanuit Gibraltar ingezet om transporten te begeleiden. In juni 1944 arriveert hij in Liverpool. Daar duren de vereiste reparaties ruim een jaar, tegen die tijd is Nederland bevrijd. De Heemskerck is op die 26e juli het eerste Nederlandse oorlogsschip dat terug is op eigen bodem. 





donderdag 4 april 2019

Moeder in de oorlog


‘Zo’n oventje had ik ook’. Mijn moeder had een aankondiging uit de televisiegids geknipt. Op 4 mei (van welk jaar is niet te zien) kwam er iets op tv over moeders in de oorlog. Hier herkende ze zichzelf in, want zo had zij ook staan koken. Het weinige dat je had moest met zo min mogelijk brandstof bereid worden. Daar werd iets op gevonden. 



Onderin dit ‘oventje’ - dat iets weg heeft van een barbecue - maakte ze een vuurtje. Waarmee? Wat er aan huisraad opgestookt kon worden, was tegen die tijd gesneuveld. Dus hadden de Gorcumers hun oog laten vallen op de bomen in de stad. Zo zou mijn vader een keer de bomen aan de Stationsweg te lijf gegaan zijn, samen met zijn jongere broer Theo. Een vaag verhaal, mijn broer en zus herinneren zich het fijne er niet van.

Rienus Nieuwstad (de oudste zoon van mijn oom Jan) kwam met een 'echte' familieanekdote: ‘Op een winteravond gingen Marcus Krielaart en mijn vader op stap om een boom bij de IJsbaan om te zagen. Ze probeerden zo min mogelijk gerucht te veroorzaken, omdat dichtbij een Duitsgezinde boer woonde. Het verwijderen van de takken verliep voorspoedig: de boer werd niet wakker. Maar toen ze aan de stam begonnen, ging het mis. Die viel met een daverende klap op het ijs. Marcus en mijn vader gingen ervandoor, met de takken. Een deel ervan bracht mijn vader naar zijn moeder (oma Nieuwstad). Zij vertelde hem dat haar man (opa Nieuwstad dus) zijn afschuw had uitgesproken over de dieven die de ijsbaan hadden vernield en had gezegd dat hij overwoog een beloning uit te loven.’

Zou het waar zijn? Eind december 1944 werd er in elk geval geschaatst, onder andere op de IJsbaan.

donderdag 6 december 2018

Altijd klaar om te vluchten


Spannende tijden dus, eind 1944. Het zuidelijke deel van Nederland was bevrijd. Gorinchem, met het veer naar Sleeuwijk dat werd gebruikt om de Duitse troepen te bevoorraden, werd een doelwit van de geallieerden. Mijn moeder was doodsbang als er vliegtuigen overvlogen: ‘Je kunt je niet voorstellen hoe dat is’. Zij wel, ze had op 4 november de mogelijke gevolgen gezien.  

‘We waren altijd klaar om te vluchten’,  vertelde ze regelmatig. Ze hadden een diepe kinderwagen, afkomstig van oom Laus. Onderin lagen twee gedroogde broden, een melkbus gevuld met water en dekens voor de kinderen. Elke avond zetten ze die kinderwagen klaar. Mijn moeder zou Frieda dragen, en mijn vader Theo, want die was het zwaarst.














Zou dat dezelfde kinderwagen zijn geweest als op deze foto? Dat kan best. De foto is genomen na de oorlog en in de kinderwagen zit Jacoba Louise Nieuwstad, mijn jongste zus, geboren op 19 juli 1949. Verder van links naar rechts overgrootvader Gerrit Versluis, mijn broer Theo en natuurlijk mijn moeder. Ze wandelen buiten de Waterpoort.

De kinderwagen is nooit als vluchtwagen ingezet. Toch droomde mijn moeder ook op latere leeftijd nog regelmatig dat ze moest vluchten met twee kinderen.


woensdag 28 november 2018

In een klap weg


De geallieerden blijven druk uitoefenen op de Duitsers. Met gerichte bombardementen op Duitse doelen bijvoorbeeld, zoals – op 4 november 1944, een maand na de oktoberrazzia – het Kringhuis van de NSB aan de Havendijk. Ook toen al lukte dat richten niet altijd even goed en vielen bij dit soort acties regelmatig burgerslachtoffers.

Hennie Lintjes, een vriendin van mijn moeder, woont met haar man en twee kinderen op de Vissersdijk, parallel aan de Havendijk. Vanwege de dreiging was ze met de kinderen op een ander adres geweest tot haar man thuis kwam. Toen ze net met het hele gezin binnen waren, ging het mis. 'Ze waren in een klap weg'. 
Toon den Uijl, die me recent vertelde over de oktoberrazzia waarbij ook zijn vader werd weggevoerd, herinnert zich die klap. Hij was vier jaar en speelde op de Kortendijk, tegenover de Havendijk.















In het digitale krantenarchief vind ik deze advertentie. Zou er nog ergens een foto zijn van dit jonge gezin? Bij familieleden? Een trouwfoto misschien, of een foto van de kinderen? Ik ga op zoek. Op de gezinskaart zie ik dat Hennie (voluit Henderijntje Elizabeth) een iets oudere zus had, Elizabeth Henderijntje. Die zus trouwt met Matthijs Franciscus Niesthoven. Ik kom – via een achternicht van een andere tak van de familie – in contact met hun dochter Lenie, die het verhaal wel kent, maar geen foto’s heeft. Ook als ze navraag doet bij familieleden, duiken geen foto’s op. Maar, vertelt ze, de zussen leken erg veel op elkaar. En van Bets, haar eigen moeder, heeft ze wel een foto uit die tijd. Die stuurt ze op. Ze vertelt me ook dat Hennie in november 1944 zwanger was van haar derde kind. 


















Om deze post nog een beetje positief af te sluiten even terug naar Toon den Uijl. Zijn vader hoorde bij de groep die na de oktoberrazzia in Deelen terecht kwam. Vandaar belandde hij in Gronau, slaagde erin te vluchten en kwam lopend terug naar de Varkenmarkt. De kleine Toon herkende hem pas toen zijn vader in bad was geweest.

maandag 19 november 2018

Willens en wetens


De ‘Langendijkers’ werden op de dag waarop de foto uit de vorige post is genomen door de Duitsers aan het werk gezet, maar mannen uit de middenstand ontkwamen redelijk gemakkelijk aan de meer structurele Arbeitseinsatz. Dat zette kwaad bloed. Sommige Gorcumers klikten daarom bij de Duitsers over zwarte handel, lees ik in ‘Fatale afgunst’ van Ruth de Jong en A.M. van Weelden. Dit boek verscheen in 2008 en is volledig gewijd aan de oktoberrazzia, waarbij willens en wetens ruim 100 mannen en jongens werden opgepakt en afgevoerd.

Al in april 1944 liet Harm Höltke, burgemeester van Gorcum en NSB-er, uit voorzorg een lijst opstellen van 100 potentiële oproerkraaiers, die preventief opgepakt moesten worden als de geallieerde dreiging toenam. Hij maakte daarbij waarschijnlijk dankbaar gebruik van de binnengekomen meldingen. Na 5 september 1944, Dolle Dinsdag (oftewel D-day), nam die dreiging toe. En na 17 september  – de start van operatie Market Garden – nog meer. Dus kwam de lijst uit de la.

Op 3 oktober 1944 rond 20.00 uur belden de Duitsers onder andere aan bij Langendijk 24. Clazien deed open, met haar 6 weken oude baby op de arm. Haar man Pé, die op de lijst stond, durfde er niet over de daken vandoor te gaan, bang dat zijn vrouw en kinderen anders het slachtoffer zouden worden.

De Duitsers troffen niet iedereen thuis. Om toch aan minimaal 100 mannen (en jongens) te komen, grepen ze nog ongeveer 20 passanten in de kraag. Tot zover de willekeur. Uiteindelijk werden 105 mannen en jongens eerst naar de voormalige suikerfabriek Hollandia gebracht, die als kazerne werd gebruikt, en vandaar naar Amersfoort. Daar werd de groep gesplitst op achternaam: A t/m J naar Neuengamme (bij Hamburg), K t/m Z naar Deelen. Uit Neuengamme kwamen er na de oorlog vier levend terug. Pé de Jongh stierf in Duitsland op 17 december 1944.

Clazien bleef achter met twee kleintjes en een sportzaak. Dat was te veel, gelukkig helpt een zus van Peter haar met de zaak. In ‘Fatale afgunst’ stelt Toon, de oudste zoon van Peter en Clazien,dat zijn moeder de zaak niet aankon: ‘Zij was een eenvoudig meisje uit de Warmoesstraat dat ‘boven haar stand’ getrouwd was’ (p. 154). Daarmee doet hij haar tekort. Clazien was misschien niet in de wieg gelegd voor een eigen zaak, maar ze was een slimme meid die op kantoor werkte tot ze trouwde met wat in die tijd ‘een goede partij’ werd genoemd. Van haar zoon Maarten kreeg ik hun trouwfoto. Hij vertelde me dat ze begin jaren ’60 is hertrouwd met een erg lieve man, en bijna 92 jaar is geworden. 




Hengelatje


Een van de andere oorlogsverhalen die mijn moeder vaak vertelde, was kort maar krachtig. Peter de Jongh, de man van Clazien, ging in de oorlog om 20.00 uur ’s avonds nog even over straat om een hengelatje terug te brengen. Na spertijd. Hij is opgepakt door de Duitsers en nooit meer teruggekomen.   

Voor mij illustreerde dit 'ultrakorte verhaal' altijd de enorme willekeur van de oorlog. Terwijl uitgerekend deze gebeurtenis weinig willekeurigs had. Want op 3 oktober 1944 om 20.00 uur ’s avonds gingen de Duitsers op pad met een lijst waarop 100 namen stonden, een gebeurtenis die bekend is geworden als de oktoberrazzia. Peters naam stond op die lijst en hij kwam inderdaad nooit meer terug.















Toen mijn moeder al op hoge leeftijd was, kwam Clazien een keer bij haar op bezoek in Steijndeld. Van haar jeugdvriendin krijgt ze deze foto uit de oorlogsjaren. Peter de Jongh en mijn vader staan er allebei op, samen met andere ‘Langendijkers’. Ik weet nog dat ze me de foto meteen liet zien toen ik kort daarna bij haar langs kwam. ‘Kijk eens hoe mager je vader is’.   

Peter – meestal Pé genoemd – is de tweede van rechts. Zit mijn vader, die een bril droeg, helemaal rechts zoals ik eerst dacht? Of heeft hij die bril niet op en zit hij in het midden? Ik vermoed toch het laatste. Op latere leeftijd droeg hij af en toe een alpinopet, toen mogelijk ook al. En deftige laarzen zijn niets voor hem.

Op de achterkant van de foto heeft mijn moeder geschreven: ‘oorlogswinter 1944-1945, loopgraven maken voor de Duitsers’. Het moet voor 3 oktober 1944 zijn geweest, en volgens Maarten de Jongh, Claziens jongste zoon, waren het tankwallen.

dinsdag 6 oktober 2015

Weg met de socialisten!

Terwijl ik op zoek ben naar de aanleiding voor de groepsfoto uit mijn vorige post, begrijp ik opeens een losse notitie die ik tot nu toe niet heb kunnen plaatsen. Mijn moeder vertelde een keer hoe de kinderen uit haar klas, inclusief zijzelf, uit volle borst met de meute mee riepen: ‘Leve Willemien, weg met de socialisten!’ En dat terwijl de ouders van de meeste kinderen van OLS no.1 socialistisch stemden. Achteraf had ze de ironie daarvan pas ingezien. 

Ik had geen idee waarom die kinderen dat riepen. Nu wel. In 1923 was er namelijk ook een jubileum. Op 6 september 1923 zat Wilhelmina 25 jaar op de troon. Ter ere daarvan vonden van woensdagavond 29 augustus tot en met zaterdag 1 september allerlei festiviteiten plaats, waaronder ‘volksspelen’ op de Kalkhaven. Schoolkinderen kregen bovendien een blijvende herinnering, op kosten van de gemeente.

Wat zou die ‘blijvende herinnering’ geweest zijn? Een beker misschien? Die kreeg ik namelijk als schoolkind in 1966, toen Beatrix met Claus trouwde. Nee, blijkt uit de kranten, geen beker maar een portret, een wandbordje of een boekje, afhankelijk van de klas waarin je zat.  

Hiermee is het ‘Leve Willemien’ verklaard, maar waarom moesten de socialisten weg? Die socialisten – en de communisten trouwens ook, daar heb je opa Nieuwstad weer – waren tegen grote feesten. Brood en spelen waren immers weinig verheffend voor het volk. Er zou maar openbare dronkenschap van komen en het geld kon beter worden besteed dan aan festiviteiten ter ere van het koningshuis. Daar waren ze trouwens óók tegen. 

Mijn opa Nieuwstad stelde voor de werklozen een extra uitkering van f 8,- te geven in plaats van f 1000,- subsidie te verlenen aan de 'Oranjevereeniging'. Tevergeefs natuurlijk. Want de bevolking van de stad liet zich dit feestje niet graag ontgaan. Een tapverbod – waar het Nationaal Drankweercomité nog bij de overheid op had aangedrongen – kwam er ook niet. Maar de socialisten zijn gebleven, net als Willemien.