maandag 11 juli 2011

Lezen en schrijven

Lezen deed mijn moeder graag, haar leven lang. Als kind kreeg ze elke week twee boeken mee naar huis: een van de zondagsschool en een van school. Thuis waren er geen boeken, dus daar moest ze het mee doen. Op zondagmorgen kreeg ze van Koos ontbijt op bed, op het portaaltje. Ze vond het heerlijk om daar lekker rustig te zitten, met een boek.  

Eén keer in de week haalde mijn moeder een boek voor opoe bij Van Andel in de Burgstraat, waar je voor 5 cent boeken kon lenen. Opoe had een sterke voorkeur voor titels van Hedwig Courths-Mahler, tranentrekkers als ‘De haat ener stiefmoeder’ en ‘Krankzinnig verklaard’. Ze leefde helemaal met die verhalen mee.

















Koos kon wel lezen, maar niet schrijven. Haar huishoudboekje bestond uit louter cijfers. Ze wist precies waar alle bedragen (in centen) voor stonden. Haar kinderen wilden haar schrijven leren, maar dat weigerde ze. Volgens mijn moeder was ze er te trots voor. Als er iemand trouwde, moest Koos een kruisje zetten.

Aan boeken lezen deed Koos niet; ze las alleen de krant. En ze stond vaak aan de deur te ‘ouwehoeren’,  vertelde mijn moeder, die vond dat Koos best tijd had kunnen maken om wat meer te lezen. Op latere leeftijd komt het er zowaar een keertje van met ‘Moeder Geerte’, een streekroman. ‘Er ging een wereld voor haar open’,  zei mijn moeder, net als – weer wat jaren later – bij het beluisteren van het hoorspel Peer Gynt.

Koos’ dochter Cor zal vanaf die tijd op het portaaltje al lezend een geweldig goede smaak ontwikkelen. Feilloos herkende ze goede boeken. Kennis van literatuur had ze daar niet voor nodig, ze wist zelf wel wat een goed verhaal was. Sommige boeken las ze met rode oortjes, die waren ‘niet voor onder de kerstboom’. Maar ze legde ze niet opzij.
Pas in haar laatste jaren valt het leesplezier weg. Ze kan sprongen in de tijd niet meer volgen en raakt de draad kwijt. Een tijdje neemt ze haar toevlucht tot herlezen. Uiteindelijk lukt ook dat niet meer.

vrijdag 1 juli 2011

Zondagsschool

Elke zondag na de kerk ging mijn moeder een uur naar zondagsschool. Het gezin was Nederlands Hervormd, dus die kerk moet de grote kerk op de markt geweest zijn. Waar was de zondagsschool? Het regionaal archief biedt uitkomst. Vanaf 1896 bestond in Gorinchem zondagsschoolvereniging ‘De Zaaier’. Elke zondag van 12.00 tot 13.00 uur gaven vrijwilligers les in een lokaal achter het Diaconie-Armhuis, in de buurt van het Heerenlaantje. De school werkt met jaarklassen. In de jaarverslagen staat welke bijbelverhalen dat jaar zijn behandeld. Vooral die verhalen zijn goed aan mijn moeder besteed, het geloof wat minder: het gezin Versluijs is niet zo streng in de leer. Zingen doen ze ook. De leerlingen krijgen een gezangboekje. Ik heb een foto van zo'n boekje gemaakt, maar kan de camera even niet vinden. Die komt dus nog.

De zondagsschool organiseerde elk jaar een kerstviering voor alle kinderen. In de zaal van de Doelen kregen ze chocolademelk met een tompouce - voor veel kinderen het enige gebakje van het jaar - en er was voor elk kind een cadeautje. De armste kinderen kregen ook een stuk kleren, gemaakt door de dames van de naaikrans. Dat gebeurde in het geheim: de kinderen die ervoor in aanmerking kwamen kregen een seintje en mochten het de volgende dag komen ophalen. Mijn moeder was zo’n kind. Ze kreeg een keer een heel mooie jurk die prachtig paste.

Na zes jaar, toen ze twaalf was, kreeg ze als afscheidscadeau een mooi bijbeltje waar ze erg blij mee was: een eigen boek! Haar moeder ruilt dat bijbeltje met een mevrouw uit de straat voor een gedragen trui. Die trui was voor haar broertje Kees. De vrouw vroeg het bijbeltje voor Irma, een kind uit Duitsland dat bij haar in huis was om aan te sterken. Wat bewoog Koos om dit te doen?

Irma was een zogenaamd ‘hongerkind’. Particuliere hulpcomités haalden na de Eerste Wereldoorlog in totaal minstens 150.000 kinderen uit Duitsland, Oostenrijk en Hongarije naar Nederland om aan te sterken, vooral in de periode 1920 – 1925. Mijn moeder zat op zondagsschool van 1919 tot 1925.

















Rienus en Door Nieuwstad nemen ook zo’n kind in huis. Hij staat op een foto in het familiealbum van Rienus jr., op de middelste rij, als tweede van links: Adolf Rosenpleuter. Eerste van links is Arnold, na Adolf volgen Jan en Cor, mijn vader.
In de bolderkar Rinus en Theo (of Theo en Rinus), allebei nog klein. De foto zal van 1923 of 1924 zijn. Rienus sr. en Door staan rechts achter. Links achter Piet Muylwijk, de beste vriend van Rienus sr., en dienstbode Aantje van Haren.