woensdag 23 januari 2013

Recht rijden


In de fotoverzamelingen van Bep en Cees jr. kom ik een groepsfoto tegen, op het ijs. Ik denk dat Bep voorop staat, een jaar of 10 oud. Daarna vermoedelijk een vriendinnetje, Gera, mijn ouders en tot slot Sien en Kees. Gerrit en Frits ontbreken, die zijn rond 1938/1939 al weg uit Gorcum. Dat mijn moeder zich niet echt thuis voelt op het ijs is zichtbaar. Gera en Kees zijn veel betere schaatsers, later gaan ze in Amsterdam, waar ze dan wonen, nog vaak naar de Jaap Edenbaan. 












+ 1938



Mijn opa Versluijs schaatste volgens mijn moeder ook graag. In een groep aan de stok over het kanaal naar Schelluinen. Ooit stond in de Volkskrant een foto van schaatsers aan zo’n stok. Die heb ik natuurlijk niet bewaard en op internet vind ik er zo snel geen. Het is in onbruik geraakt, maar wie weet werkt het uitstekend.

Rond rijden was een ander verhaal. Mijn moeder kreeg het nooit onder de knie. Ze vertelde hoe ze ooit had gespaard voor rondrijders en daarmee naar de Oostgracht ging om te oefenen. Een jonge soldaat die in de Gorcumse kazerne gelegerd was, wilde het haar wel leren. Na veel gestuntel (en een tegenvaller voor de soldaat) besluit ze om het maar bij recht rijden te houden. 















ca. 1934


Gera ging graag aan de zwier, op deze (iets oudere) foto met haar broer Kees jr. Later zal Kees in Amsterdam vaak schaatsen met nicht Co uit Veen, een dochter van tante Tooi die ook in Amsterdam terecht komt. Het is een mooie meid en niemand gelooft hem als hij vertelt dat het zijn nicht is. 

vrijdag 18 januari 2013

Geen handvol, maar een landvol


Nicht Maaike, die we kort voor mijn moeder overleed in het ziekenhuis troffen en die er inmiddels zelf ook niet meer is, vertelde dat zij bij ‘oom Kees en tante Koosje’ logeerde toen het net uit was met Leendert. Haar nichtje Cor had daar veel verdriet van. Maar moeder Koos stelde nuchter: 'geen handvol, maar een landvol'.

En inderdaad: Leendert kreeg een opvolger. Cor ontmoette haar Cor in de bioscoop. ‘Je weet nooit wie er naast me komt zitten’, had ze nog gezegd toen ze een plaats koos naast een lege stoel. Dat moet ongeveer in 1937 zijn geweest, want dan duikt ze op in het fotoalbum van mijn vader, na de kampeerfoto’s van zijn vakanties met Cor Scheepmaker. Cor, Cor en Cor: echt handig kan dat niet geweest zijn.












In het Kraaienbos















Ook in het Kraaienbos. 


Het jonge stel neemt foto’s van elkaar, dus ze staan nooit samen op de foto. Behalve op deze, genomen op 16 september 1937 in Amsterdam, bij het huwelijk van Gerrit Versluijs met Nel de Jong. Blijkbaar was mijn vader getuige van dat huwelijk, want onder de foto staat: ‘De getuige… of zij die nu aan de beurt zijn’.



woensdag 16 januari 2013

Vaarwel mijn dierbaar vaderland


Terwijl Cor in Gorcum blijft, zien haar oudere broers heel wat meer van de wereld. Ik vraag hun staat van dienst op, waarin ik kan zien op welke schepen ze hebben gezeten en hoe hun carrière is verlopen.
Ze zien allebei ‘De Schorpioen’ terug: Gerrit verblijft vanaf eind juli 1928 een tijd op dat schip en Frits vanaf begin december 1929.

Op 23 november 1932 vertrekt Gerrit naar Indië. Zijn zus Cor is dan 19 jaar, Gerrit is 20. Hij komt aan op eerste kerstdag. Op 11 maart 1936, ruim drie jaar later, begint de terugreis naar Nederland waar hij op 6 april 1936 aankomt.
Frits vertrekt op 3 juli 1935 en komt op 1 augustus 1935 aan. Op 15 september 1937 is hij weer terug, ruim twee jaar later. Hij is – met opzet – kort voor vertrek getrouwd, op 12 juni 1935. Want wie getrouwd is, hoeft niet zo lang naar Indië.














trouwfoto Frits Versluijs en Cor van den Berg


Van augustus 1935 tot maart 1936 zijn Gerrit en Frits dus allebei in Indië. Frits wordt geplaatst in marinekazerne Oedjoeng, in Soerabaja. Een groot complex, zie ik op de website Maritiem Digitaal. Mogelijk zijn de foto’s hieronder (uit de verzameling van Bep) daar genomen. Wat deden ze al die jaren in Indië, behalve de marinekazerne en het materieel in orde houden? Het Mariniersmuseum in Rotterdam heeft een video over de marine in Nederlands Indië in 1938, waarin de marinekazerne Oedjoeng voorkomt. Misschien moet ik die maar eens gaan bekijken.

Als Gerrit terug is uit Indië, vertelt hij dat oud-Gorcumers uit de Blauwe Torenstraat zich in Indië opeens heel wat voelden, met een sleep bedienden. Je kunt dat ook anders zien: waarschijnlijk vertrokken ze uit Gorcum om het in Indië beter te krijgen en blijkbaar slaagden ze daar heel aardig in. Mogelijk ging dat ten koste van de 'inlandse' bedienden en waren ze daarin niet beter dan anderen. Maar was Gerrit dat wel?

De Blauwe Torenstraat maakte onderdeel uit van de ‘Kussentjesbuurt’ aan het eind van de Vissersdijk, waar die de Blauwe Torenstraat kruist. Het was een buurt waar op neer werd gekeken, óók door het gezin Versluijs. Dankzij de foto die het Gorcums Archief op 21 september 2012 bespreekt, ontdek ik hoe die bijnaam is ontstaan: ‘De woningen waren eigendom van een suikerbakker die als snoepjes ‘kussentjes’ fabriceerde’. Toen ik dat las, hoorde ik mijn moeder zeggen: ‘Wat hebben we het toch goed en waar hebben we het aan verdiend’, zei opoe altijd, terwijl ze sabbelde op een zwart kussentje.















links Gerrit, rechts Frits









Frits


Terug naar Gerrit: twintig jaar is behoorlijk jong om voor drie jaar van huis te vertrekken. Mijn moeder vertelde altijd dat haar broer – heel stoer – niet weggebracht wilde worden, maar erg blij was toen zijn ouders hem toch gingen uitzwaaien. Waar? In Rotterdam? Of in Den Helder? Bij het afscheid werd een ‘vaderlands’ lied gezongen. Dat hoorde erbij. ‘Vaarwel mijn dierbaar vaderland’?


vrijdag 11 januari 2013

Kamperen mét











foto Rienus jr.


Bij de familie Nieuwstad blijft het niet bij wandelingen, fietstochtjes en logeerpartijen. Zij hebben een andere manier van vakantie houden: kamperen. Maar dan wel met de dienstbode erbij (op de foto tussen Rienus sr. en Door) en in driedelig pak. Het middelste jongetje is mijn vader. Van Rienus jr., zoon van Jan (zittend op de voorgrond), hoorde ik dat ze sliepen op stro. Ze hadden een vast adres, bij een boer in Moergestel. Jaren later gaat de familie daar nog steeds naartoe. Gingen ze in de zomer? En hoe lang duurde zo’n ‘kamp’? Ik weet het niet. Wel heeft het kampeervirus om zich heen gegrepen. Veel ‘Nieuwstadten’ houden van kamperen. Mijn moeder ging een keer op bezoek in ‘het kamp’ in Moergestel, maar niet van harte. Dat moet na de foto hieronder zijn geweest, want op die foto vindt mijn vader (rechtsonder) de dochter van de boer nog erg leuk. Later kampeert mijn moeder nog heel wat af met haar eigen gezin, want voor haar man Cor hoort kamperen er gewoon bij.




Links Door met Betsie, in het midden Rienus sr. Arnold zit links midden (wit shirt). Helemaal rechts Jan. De boer en boerin zijn donker gekleed. Plus meer Nieuwstadten en de kinderen van de boer.


Uit een oud fotoalbum blijkt dat mijn vader als ‘jongeman’ van een jaar of 19, 20 op fietsvakantie ging met zijn vriend Cor Scheepmaker. De tent ging mee. Ik kom bestemmingen tegen in Luxemburg (Arlon, Bouillon: ‘1000 km op de fiets!’, staat trots in het album) en België (Namen, Brussel: ‘Pech! Een kapotte versnellingsnaaf. Fr 28 reparatiekosten’).










Luxemburg, ca. 1935











Belgie 1936


Hun wereld was toen al groter dan die van Cor Versluijs. Rienus jr. vertelde dat zijn vader Jan een keer met mijn vader naar Parijs zou fietsen. Ze zijn er meen ik nooit aangekomen. Van Rienus sr. kregen ze introductiebrieven mee voor de burgemeesters van enkele plaatsen die ze onderweg zouden aandoen, in het Frans. Die brieven bleven natuurlijk ongebruikt, maar laten zien hoe graag Rienus sr. ‘belangrijk’ was. Hij kwam op voor ‘de gewone man’, maar maakte daarmee van zichzelf graag een uitzonderlijk persoon.