maandag 29 april 2013

Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort


Als Rinus jr. in Den Haag is opgepakt, gaat zijn vriendin Corrie dat in Gorcum aan zijn ouders vertellen. Dit blijkt uit enkele brieven die ik kreeg van Thea, hun dochter. Daarna gaat Corrie terug naar Den Haag waar ze probeert met Rinus in contact te komen. Als ze op 12 augustus 1943 bericht krijgt dat ze hem kan opzoeken in Scheveningen, blijkt hij intussen naar Amersfoort getransporteerd te zijn.

Zijn ouders pakken een houten koffer voor hem in en zijn vader en broer Cor (mijn vader) vertrekken naar Den Haag, waar ze Corrie oppikken om daarna met z’n drieën de koffer naar Amersfoort te brengen. Een hele reis, vermoedelijk per trein, met een koffer die Rinus nooit zal ontvangen.

Vanuit Amersfoort schrijft Rinus op 15 augustus 1943 een brief aan Corrie, op briefpapier van ‘Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort’. Het vakje ‘Zensiert’ is geparafeerd. ‘ ’t Moest er toch een keer van komen als ik hier rondkijk’, schrijft hij. In kamp Amersfoort zitten in die tijd veel mannen die de arbeidsinzet saboteerden. Uit de brief van Rinus blijkt onzekerheid over wat hem te wachten staat. Moet hij al snel naar Duitsland of nog niet? Hij vraagt om geld en om post. Corrie antwoordt meteen en vertelt over de koffer die ze hebben gebracht. Ze wil natuurlijk graag dat hij die krijgt, maar het briefpapier belooft weinig goeds: ‘Der Empfang von Paketen ist verboten’.

Op 14 september schrijft moeder Door een brief aan haar zoon. Twee brieven van Rienus sr. zijn dan al teruggekomen in Gorcum met het opschrift ‘heeft al post ontvangen’. Door spreekt haar zoon moed in, maar verraadt haar bezorgdheid met een doorhaling: ‘Corrie doet alle moeite om je vrij te krijgen, wie weet lukt het haar niet’. Dan volgt een soort bezweringsformule van ongeveer twaalf regels waarin ze alles opnoemt wat in de gebrachte koffer zit, en in de koffer die nog zal komen: ‘je daagse pak, zondagsvest, slipover, 4 paar wollen sokken…’

Rinus mag één keer per maand schrijven, zijn volgende brief aan Corrie is van 14 september. Hij gaat  die vrijdag op transport, meldt hij, naar verwachting eerst naar Vught en dan misschien naar Rusland. In Vught verwacht hij nog bezoek te mogen ontvangen. ‘Hier is het nutteloos zonder voorafgaande toestemming. ……………… (onleesbaar gemaakte passage, ook deze brief is gecensureerd) veroordeeld.’ Corries brief van 15 september kruist de zijne: ‘Zoals je moeder al schrijft zijn we bezig om wat voor je gedaan te krijgen met het oog op je M V’. Lees ik dat goed? En wat is dat? Een vrijstelling misschien? 


















Of hij nog naar Vught is getransporteerd, weet ik niet. Wel hebben ‘ze’ wat voor hem gedaan gekregen, want hij komt tussen half september en oktober 1943 weer naar huis. Mogelijk heeft zijn werkgever, staalbedrijf De Vries Robbé, hem geholpen. Zijn dochter Thea heeft een foto van haar vader gedateerd oktober 1943. Zijn haar is eraf, en zijn jongensachtigheid ook. De beelden uit het kamp blijven hem bij. Vele jaren later is hij er, na een hartoperatie, weer bomen aan het zagen.    

maandag 22 april 2013

Nagekomen post

Mijn neef Frits (van Gerrit) heeft een verrassing voor me. Ook al zal er ongetwijfeld gehandeld zijn in poststukken uit de verongelukte Uiver, de brief die Kees Versluijs op 17 december 1934 aan zijn zoon Gerrit schreef, werd netjes op 28 december afgestempeld in Batavia en is niet verkocht.



























Frits heeft hem na de dood van zijn vader bewaard. Het is een kwetsbaar stukje papier en de tekst is deels onleesbaar, maar wat belangrijk was, is bewaard gebleven voor het nageslacht: ‘Unitas vandaag verloren van ….ten (onleesbaar) met 8-1. Gorcum in rouw zegt Gijs van de Buurman’.









Die Gijs is Gijs van Emmerik, een leeftijdgenoot van mijn moeder. Zijn vader, ook een Gerrit, had veel humor. ’s Zomers op het bankje buiten leek het wel cabaret, volgens mijn moeder. Gijs was niet helemaal goed. Hij ging soms in de tuin staan en riep dan ‘Ik wou dat het overal ging donderen en dat alle bomen omvielen’ of iets van die strekking. Maar hij deed geen vlieg kwaad. Blijkbaar was Gijs een groot fan van Unitas, de plaatselijke voetbalvereniging waar ook Rienus Nieuwstad sr. ooit voor speelde. Net als mijn eigen partner overigens. Zo blijft zoiets in de familie.

De brief gaat over koetjes en kalfjes. De kleine …. (Bep, denk ik, die dan een jaar of vijf is), een ‘lief klein ding’ dat goed met Cees (jr.) kan opschieten, een ‘mooi zoodje voorn’ dat te vangen valt bij ‘de legger van de Sleeuwijkse boot’. Serieus nieuws is er ook: er is iemand overleden, wie zullen we nooit weten want zijn naam is weggebrand. Het pensioen van diens vrouw valt mee, dat dan weer wel. En de toenemende werkloosheid baart vader Versluijs zorgen: ‘Gert als (?) het bij jullie daar ook zo is als hier met het werk dan is het er ook niet best. Want hier komen er wekelijks nog maar steeds bij. Ceesje behoord nu ook bij de werkelozen.’ Waar kennen we dat van?

Het is bijzonder om opeens een brief van je opa in handen te hebben, terwijl je die opa zelf nooit hebt gekend. ‘Voor de Uiver’ staat nog eens extra op de envelop. En als ik het goed heb, is dat er door mijn moeder op gezet. 

vrijdag 12 april 2013

En de Nieuwstadten?


Vijf jongens hadden ze, Rienus en Door. De oudste, Arnold, woonde inmiddels in Amsterdam. Hoe het hem in de oorlog is vergaan, weet ik niet. De volgende, Jan, was als enige in dienst geweest. Hij was dus vanaf eind augustus 1939 gemobiliseerd. Waarvoor werd hij ingezet? Zijn zoon Rienus jr. weet dat hij na 14 mei 1940 de gebombardeerde Bijenkorf in Rotterdam heeft helpen leeghalen. Kort daarvoor was hij betrokken bij het vernietigen van het Nederlandse afweergeschut bij Den Haag, waar de Duitsers geen profijt van mochten hebben. Als ex-militair hoorde hij vanaf begin 1943 bij een belangrijke ‘doelgroep’ voor de Arbeitseinsatz. Ik vermoed dat hij er dankzij zijn werk bij staalbedrijf De Vries Robbé aan ontkwam.

Cor, mijn vader, hebben we al gehad. Dan volgt Theo. In mijn notities van een bezoekje aan diens dochter Rita staat: ‘Theo is in Duitsland tewerkgesteld omdat hij naar de radio luisterde’. Hoe lang? Waar? Wat deed hij er? Vergeten te vragen, merk ik nu. Theo was van 1920 en hoorde daarmee net als zijn broer Rinus (van 1921) tot de vier complete ‘jaargangen’ die eind 1942 voor de Arbeitseinsatz werden opgeroepen. Of hij wel of niet naar de radio luisterde, zal dus niet heel veel hebben uitgemaakt, al mocht dat ook niet.















Theo (foto Rita Nieuwstad)


Vóór het zover was, heeft hij wel geholpen zijn broer Rinus uit kamp Amersfoort te krijgen. Althans: volgens Rienus (van Jan). Dat is niet onwaarschijnlijk, want Theo sprak erg goed Duits. In 1940 haalt hij een diploma Duitse handelscorrespondentie, blijkt uit de Gorcumse kranten. De onderduiker die bij zijn - toen nog toekomstige - schoonouders in Arkel zat, had daar al plezier van gehad. Toen de Duitsers daar iemand wilden inkwartieren, blufte Theo vanuit het bovenraam dat er al iemand zat. Wat natuurlijk klopte.















Rinus in 1942 (foto Thea Bakker)


Rinus, de jongste broer, verging het slechter. Hij werd begin augustus 1943 bij een razzia in Den Haag – waar hij logeerde bij familie van zijn vriendin Corrie – opgepakt. Rinus had zich natuurlijk al lang voor de Arbeitseinsatz moeten melden en zat in plaats daarvan in een bioscoop, dus hij was de klos. Hij wordt korte tijd vastgehouden in Scheveningen en op vrijdag 12 augustus naar kamp Amersfoort getransporteerd, 22 jaar oud.    

vrijdag 5 april 2013

Ontkomen aan de Arbeitseinsatz


Omdat Duitsland een leger op de been hield, ontstond in het land zelf een tekort aan arbeidskrachten. Tegelijkertijd moest voor datzelfde leger veel geproduceerd worden. In 1942 werd daartoe de Arbeitseinsatz in het leven geroepen. Op www.gahetna.nl, de website die het Nationaal Archief ontsluit, vind ik er informatie over.

Seyss-Inquart, die Nederland draaiend moest houden, wilde juist zoveel mogelijk rust in de tent en jonge mannen naar Duitsland sturen hielp daar niet bij. Bovendien produceerden ook Nederlandse bedrijven voor de Duitse oorlogseconomie. Op die manier ontstond de ruimte om arbeidskrachten ‘onmisbaar’ te verklaren en zo in Nederland te houden.

Ook de jonge mannen uit de generatie van mijn ouders probeerden te ontkomen aan tewerkstelling in Duitsland. Als ze dan moesten werken voor de Duitsers, dan liever in eigen land. Aan de Versluijskant zijn Gerrit en Frits natuurlijk actief in de geallieerde marine. Dan zijn er nog Dries, Cor (mijn vader) en Kees jr.

Dries was kleermaker en textielarbeiders waren meer dan welkom in Duitsland. Zijn dochter Bep herinnert zich hoe het ging. Toen Dries naar Duitsland moest, stak haar moeder daar een stokje voor met hulp van de dokter. Dries was plotseling ‘zenuwpatiënt’ en mocht toen in de Gorcumse kazerne gaan werken. Zijn Duitse baas blijft blijkbaar in Nederland, of woonde er voor de oorlog al, want hij biedt Dries na de oorlog werk aan in een kleermakerij in Amsterdam.  

Mijn vader zit in het onderwijs en is dus zeker niet meteen het soort arbeidskracht waar in Duitsland vraag naar is. In de latere oorlogsjaren wordt de druk opgevoerd om mankracht te ‘leveren’ en worden zelfs complete ‘jaargangen’ opgeroepen. Uiteindelijk duikt hij een poosje onder. Ergens aan de Krijtstraat meen ik. Wat mijn moeder zich daarvan vooral herinnerde is dat de daar ondergedoken mannen er weckpotten met fruit tot hun beschikking hadden. Benijdenswaardig!








trouwfoto van Kees en Sien (11 januari 1939)


Kees jr. was als machinebankwerker wél gewild. Samen met zijn zwager Tinus verwisselt hij - al voor de oorlog, in september 1939, ontdek ik later - Van Wingerden in Gorcum voor Werkspoor in Amsterdam. Daar gaan ze samen ergens ‘in de kost’, pas later verhuist zijn vrouw Sien ook naar Amsterdam. Werkspoor maakt onder andere scheepsmotoren. Dus Kees jr. hoefde waarschijnlijk weinig moeite te doen om in Nederland te mogen blijven. Na de oorlog zet hij zijn loopbaan bij Werkspoor voort.

woensdag 3 april 2013

't Wonder van Gorcum


‘Je vader had een dochter van Van Bueren op les, van ’t Wonder’. Deze raadselachtige zin kwam voor in verhalen. Waarom ik nooit vroeg wat dat wonder dan wel was, is ook een raadsel. Waarschijnlijk ontbrak de interesse. 

Het verhaal liep slecht af. De familie Van Bueren was joods. Waarschijnlijk volgde de bewuste dochter - haar naam ken ik niet - een cursus voor het middenstandsdiploma. Ze moest er hard voor werken want ze vond het moeilijk. ‘Maar ze zou wel slagen, zei je vader altijd, want ze was een Jodinnetje’.

Aan dit soort coulance had de familie Van Bueren natuurlijk niets. Op 6 februari 1941 moeten alle joodse inwoners van Gorcum zich laten registreren. De familie Van Bueren onttrekt zich niet aan die verplichting. Op 3 mei 1942 wordt de Jodenster ingevoerd. En op 15 augustus van datzelfde jaar wordt Juda van Bueren met zijn gezin als eerste joodse familie uit Gorcum weggevoerd*.








't Wonder aan de Gasthuisstraat 59



‘Het Wonder van Gorcum’ was de naam van de winkel van vader Van Bueren, een winkel in elektrische artikelen aan de Gasthuisstraat. Ook de radiodistributie voor de stad werd geregeld door ‘t Wonder. De burgemeester had op 14 mei 1940 via deze ‘Gorinchemse radio-centrale’ de evacuatie aangekondigd*. Toen kon de familie Van Bueren nog weg. Op 15 augustus 1942 kan dat niet meer.  

*gegevens uit de tentoonstelling ‘Opstaan en slapengaan in bezet Gorcum’
*van www.gorcum.nl, net als de foto