zondag 28 december 2014

De familie uit de Dalemstraat

Via de neven en nichten Nieuwstad en Versluijs heb ik heel wat oude foto’s verzameld. Alleen: er zitten weinig kinderfoto’s bij. Dan bedenk ik dat ‘ome Bas en tante Driek’ uit de Dalemstraat óók een ingang zijn. Waar zijn hun kinderen gebleven? Jannigje, Adrianus en Johannes?


In de fotoverzameling van Bep zat een foto van Gera, Dries en een kleine Bep met, in de lichtste jurk, Jannie (Jannigje). Wie zijn de anderen? De man links lijkt op Jannie. Is dat Adrianus? De vrouw naast hem moet zijn vrouw of vriendin zijn. De man rechts is dan Jannies partner. Hij rijdt, vermoed ik. De foto moet in de jaren dertig genomen zijn. 













Mijn moeder vertelde altijd dat één van de zoons van ome Bas naar Amerika vertrokken was. Welke zoon? En wanneer? Het onvolprezen digitale krantenarchief biedt uitkomst. Ome Bas overleed in 1975. Zijn kinderen plaatsen een overlijdensadvertentie. Jannie blijkt getrouwd met ene Van Dijk en woont in Amsterdam, het paar heeft geen kinderen. Adrianus lijkt ongetrouwd in Deventer te wonen en Johannes in Prescott, Canada, met een echtgenote die De Vries heet. In Canada zijn er ‘klein- en achterkleinkinderen’.


















Daar kan ik mee verder. Via internet vind ik de overlijdensadvertentie van Teuntje (Toni) Versluis, ‘wife of the late Johannes (Joe) Versluis and cherished mother of Ada Hodge,… Jane Baker…, Michael Versluis … and Mel Versluis’. Als zij op 30 mei 2010 overlijdt, heeft ze 12 kleinkinderen en 8 achterkleinkinderen. Ik vind een e-mailadres van Hope Versluis, de vrouw van Michael. Zo kom ik in contact met Ada, Michael en Jane. Mel, die aan het andere eind van Canada woont, houdt afstand.
  
Michael, dominee in Ottawa, mailt me dat de hele familie van zijn moeder indertijd naar Canada emigreerde. Ze hielden nauwelijks contact met het thuisfront in Nederland. Toen Driek (Michaels oma) in 1969 overleed, kreeg Johannes daar spijt van. Een paar jaar later nam hij Michael en Mel mee naar Nederland en zocht de familie op. Michael ontmoet er zijn nichten Hennie en Mieke, de dochters van ‘uncle Adrien’.

‘De Canadezen’ hebben foto’s van vroeger en Ada belooft me scans te sturen. Daar is ze nog niet aan toe gekomen. Intussen zoek ik verder: waar hebben Jannie en Adriaan eind genomen? En zou ik de twee dochters van Adriaan nog kunnen vinden? Op naar het archief maar weer.

Jannie is op 28 januari 1939 getrouwd met Johannes Andreas van Dijk uit Amsterdam, waar het stel ook gaat wonen. Op de persoonskaart van Johannes zie ik dat hun huwelijk op 27 mei 1949 ontbonden is. Maar ze lijken toch niet zonder elkaar te kunnen: op 27 mei 1968 hertrouwen ze. Johannes overlijdt in 1989 en Jannie in 1992.

Adrianus trouwt op 29 april 1939 met Maria Johanna Tuinenburg (geboren op 3 februari 1912). Op 3 juli 1946 krijgen zij in Gorcum een dochter: Hendrika Lamberta. Uiteindelijk komt het paar in Deventer terecht, waar op 14 september 1950 nóg een dochter wordt geboren: Maria Willemina. Hun moeder overlijdt op 23 januari 1971. Ze is dan nog maar 58 jaar. Adrianus zelf overlijdt in 1986. Hij wordt 76.

Dankzij een vindingrijke gemeenteambtenaar heb ik contact kunnen leggen met Hennie (Hendrika). Zij vertelt me dat de vrouw die het meest links op de foto staat, inderdaad haar moeder is. 

zaterdag 13 december 2014

Broer Bax brengt licht in de duisternis

Op 8 september 2014 vind ik een bijzonder berichtje in mijn mailbox. Ene Arie (Broer) Bax vraagt zich af of ik ben wie ik ben. Dat ben ik. Dan krijg ik een e-mail met (voor mij) nieuwe informatie over de grootvader van mijn moeder: de man die ooit een winterjas kreeg, betaald met háár tantième. 'Het stukje uit Tijd van Leven dat u aan tante Truus van der Maaden-Timmermans heeft toegezonden, deed mij besluiten om de levensgeschiedenis van overgrootvader Frederik van Rijswijk wat nader onder de loep te nemen’, schrijft Arie, ‘daarbij kwamen veel onverwachte zaken aan het licht.’ Zeg dat wel!

Arie heeft documenten opgedoken waaruit blijkt dat er een foutje in de stamboom van de familie Van Rijswijk zit. Om te beginnen de huwelijksakte van Antonia van Rijswijk en Kornelis Vervoorn. Daarin erkent Kornelis de dan dertienjarige Heintje, dochter van Antonia. Of hij ook haar biologische vader is, weten we natuurlijk niet.










Toen Heintje in 1915 overleed, ontdekte Arie, ging de erfenis niet meteen naar Frederik. Heintjes moeder, Antonia Vervoorn - van Rijswijk, erft de helft. De andere helft gaat naar de moeder van Laatsman (een behoorlijk eigengereide dominee, ontdekte Arie en passant, die in zijn standplaats Heusden al vroeg werd geschorst). Voor twee broers van Laatsman zijn er legaten van 1000 gulden, maar Antonia krijgt kort na 24 november 1916 maar liefst f 37.879 uitgekeerd. Dit blijkt uit de Akte van Scheiding, die Arie heeft gevonden.

Antonia laat 6 dagen na het overlijden van haar dochter  Heintje haar eigen testament opmaken. Daarin laat ze alles na aan haar 'natuurlijke zoon Frederik van Rijswijk'. Uit dit testament blijkt, anders dan uit de stamboom die ik eerder heb gebruikt, dat Frederik háár zoon was, en niet de zoon van 'de andere Antonia', (dochter van Judik van Rijswijk), zoals in de stamboom stond.   











Het geld moet meer dan welkom zijn geweest, want Antonia heeft in 1911 de zorg op zich genomen voor het grote gezin van Frederik, na het overlijden van zijn vrouw Cornelia. Ook dat is nieuw voor mij. De duizend gulden die alle kinderen uit dit gezin uit de erfenis hebben gekregen, hadden ze dus misschien wel te danken aan hun oma Antonia en niet aan Frederik, die het geld pas in 1919, na Antonia’s overlijden, erft.  


Dat Frederik de erfenis erdoor heeft gedraaid – de lezing van mijn moeder – zal ook niet ver bezijden de waarheid zijn. Arie schrijft: Uit overlevering mag worden aangenomen dat Frederik tijdens en na zijn huwelijk een losbandig leven heeft geleid en dat van een harmonieus gezinsleven geen sprake was. Hij was soms lange tijd van huis weg en dan wist niemand waar hij was.’ Hij stierf totaal berooid in het huis van zijn oudste zoon in Sliedrecht. 

woensdag 30 april 2014

Halen en brengen

Kees Versluijs jr., de jongste broer van mijn moeder, werkte in de oorlog al bij Werkspoor in Amsterdam, waar hij daarna nog jaren zou blijven. Blijkbaar was er in Amsterdam moeilijker aan eten te komen dan in Gorcum, want zijn vader ging hem in de oorlogsjaren af en toe eten brengen, op de fiets. Kees sr. stak dan onderweg ergens de Lek over met een bootje: er waren mensen die je overzetten. Overnachten kon hij altijd wel ergens in het hooi. Bij één van die tochtjes werd hij zelfs binnengelaten, door iemand die ook Versluis heette. De naamgenoten hebben tot diep in de nacht zitten kaarten.















Kees Versluijs jr. bij Werkspoor, rond 1950


Die fiets had dan misschien wel houten banden, maar Kees Versluijs hoefde in elk geval niet te lopen. De twee broertjes uit Rotterdam die bij mijn ouders langs kwamen voor een paar aardappels, hadden geen fiets. Ze waren door hun moeder op pad gestuurd met een juten zak en mochten pas naar huis terug als daar een maaltje voor het gezin in zat. Onderweg moesten ze maar zien hoe ze aan eten kwamen. Ook zij sliepen in het hooi. Een keer, vertelden ze, sloeg ergens vlakbij een bom in en vlogen ze een eind de lucht in. Betekende de oorlog voor hen, naast honger en eenzaamheid, óók spanning en avontuur?

Het lot van 'onschuldige kinderen' in deze – en latere – oorlogen ging mijn moeder altijd het meest aan het hart. Misschien omdat ze zelf in die oorlogsjaren twee kleine kinderen had. Ook voor haar werd het steeds lastiger om aan eten te komen. Op den duur lukte dat de kleine middenstanders het best, want die hadden het beste ‘netwerk’. Op de Langendijk, toen een levendige winkelstraat, woonden heel wat middenstanders. Af en toe deelden ze wat uit. Zo bracht een buurvrouw een keer twee bordjes bruine boontjes met jus, voor de kinderen. 

woensdag 12 maart 2014

Held op sokken

Heel wat Gorcumers waren actief in het verzet. Hoeveel bewondering mijn moeder daar ook voor had: het was niets voor haar. Brieven verstoppen in de kinderwagen om ze ergens te bezorgen? Ze werd er hypernerveus van, zodat je het inderdaad aan haar neus kon zien.

Terwijl Thea (het vriendinnetje van Theo Nieuwstad) – die in het postkantoor werkte – zonder blikken of blozen verzetsmensen met belangrijke anderen doorverbond, hoorde ik van haar dochter Rita. En Rienus jr. vertelde me hoe zijn vader Jan, technisch als hij was, mee bouwde aan een zender die bevestigd kon worden in een kraan van De Vries Robbé.  














trouwfoto Theo en Thea Nieuwstad



Toch was het af en toe nodig om even in te springen. Zo vertelde mijn moeder vaak dat ze een keer tijdelijk iemand moest opvangen, thuis aan de Langendijk. Ze had een jongen van zestien verwacht, maar het bleek een volwassen ‘afgeschreven’ verzetsman. Door hem was een boer met zijn zoon omgekomen. Hij liep ’s avonds het balkon op om een luchtje te scheppen: ‘Heerlijk als je zo lang buitenlucht hebt moeten ontberen!’ Had die vent niet in de gaten dat hij zo het hele gezin in gevaar bracht? Met de Groene Politie aan de overkant? 

Ik heb niet opgezocht of de Groene Politie inderdaad aan de Appeldijk zat. Ook zonder dat zou mijn moeder wel in paniek zijn geweest. Gelukkig waren anderen koelbloediger. In het klein bijvoorbeeld door een radio verborgen te houden en naar Radio Oranje te luisteren. Via banketbakker Van der Dussen, een paar deuren verder op de Langendijk gevestigd, bleven onder andere mijn ouders op de hoogte van wat Radio Oranje te melden had. Dat gaf de burger moed, zélfs de held op sokken.    

donderdag 20 februari 2014

De ongemakken van de oorlog

Oorlog is ook gewoon gedoe. Al in mei 1940 wordt een verordening van kracht die bepaalt dat alle gebouwen van zonsondergang tot zonsopgang verduisterd moeten worden: er mag geen licht naar buiten komen. Dat is nog knap lastig: voor je het weet zit ergens tóch een scheurtje. En: voor een keertje is het misschien nog wel een sport om alles af te plakken, maar als het avond aan avond moet gebeuren, krijg je er snel genoeg van.












De plaatselijke middenstand springt meteen op de nieuwe behoefte in: Van Andel uit de Burgstraat adverteert als eerste met verduisteringspapier (Digitale Krantenarchief). Als concurrent Horneer karton als alternatief biedt – op maat gesneden nog wel – laat Van Andel dat niet op zich zitten: binnen de kortste keren is daar ‘zwart gegolfd verduisteringskarton, breed 1.40 meter, zeer geschikt voor rolgordijnen’ te krijgen. Plus verduisterings-lampenkapjes, lichtgevende insignes (met speld) en punaises in alle kleuren.  

De politie controleert streng en deelt flinke boetes uit als mensen niet goed verduisteren. Als Langendijk 33 gecontroleerd wordt, krijgt mijn moeder het gevoel dat de (Duitse) agent het balkon (aan de Lingehaven) niet op durft. Pas als ze hem voorgaat, komt hij achter haar aan. Mijn moeder voelde stemmingen goed aan, dus die man is vast ergens bang voor geweest. Ik vraag me alleen af, waarvoor.     
  
Ook openbare gebouwen, fabrieken, bedrijven en winkels moeten verduisteren. Dat heeft gevolgen voor de openingstijden, zeker in de winterperiode. Wie na zonsondergang met fiets of auto op pad ging, moest de lichten afschermen. Daarvoor kon je terecht bij de firma De Wit, zie ik.








Vanwege de verduistering zag je op straat geen hand voor ogen. Erg druk zal het overigens niet zijn geweest. Van 24.00 tot 4.00 uur moest iedereen sowieso binnen blijven: dan was het Sper(r)tijd. Later werd de Spertijd vervroegd naar 20.00 uur. Wanneer? Dat heb ik in de Gorcumse kranten niet terug kunnen vinden.  

dinsdag 11 februari 2014

Tippie en Mies

In de Keizerstraat had het gezin Versluijs twee huisdieren: poes Mies en hondje Tippie. Mies was waarschijnlijk meeverhuisd vanaf de Visschersdijk, Tippie moet er later bij gekomen zijn. Tippie en Mies waren allebei dol op mijn moeder en Koos wist dankzij Tippie precies wanneer ze het eten op tafel kon zetten: het hondje hoorde Cor van ver aankomen. Tijdens het eten gingen Tippie en Mies onder haar stoel zitten en als het volgende stukje brood – liefst dik besmeerd met boter – te lang op zich liet wachten, gaven ze haar een tik met hun poot. Geen wonder dat ze zo slank bleef.

Poes Mies kwam al voor de oorlog aan haar einde, toen ze het konijn – dat de familie Versluijs zelf had willen opeten – te pakken had gekregen. Vader Versluijs keelde de kat, maar durfde dat zijn dochter niet te vertellen. En mijn moeder maar zoeken. Ze heeft er veel verdriet van gehad, want ze was erg aan de poes gehecht. Mies was ooit thuis gekomen met een pas geworpen jong in haar bek. Dat leverde ze af om vervolgens het tweede te gaan halen. Maar nadat ze op pad was gegaan voor het derde, kwam ze onverrichter zake terug.

Tippie lustte graag boterhammen, maar naarmate de oorlog vordert, wordt brood steeds schaarser. Bij de gasfabriek kon je huisdieren laten afmaken. Kees Versluijs gaat verschillende keren met Tippie richting gasfabriek én terug. Het valt hem zwaar om zijn hondje daar achter te laten, maar uiteindelijk komt hij toch zonder Tippie thuis.












In de fotoverzameling van Cees jr., de zoon van Frits, kom ik Tippie tegen. Hij speelt met Cees jr. in de achtertuin van Keizerstraat 30. 

maandag 20 januari 2014

Overnachten bij ome Nardus

 Voor dit blog heb ik al heel wat contacten gelegd. Om te beginnen met (soms verre) neven en nichten. En met de nodige instellingen. Maar familieleden van vrienden en vriendinnen zijn natuurlijk ook een ingang voor (aanvullingen op) verhalen en foto's. Zo heb ik - zonder succes - geprobeerd om klassenfoto's van OLS nr.1 te achterhalen bij familieleden van Riek Migchelsen-van Vugt. Ik dacht: daar staan Cor en Riek vast samen op. Misschien kan ik nog eens vragen om een jeugdfoto van Riek: die zullen ze zeker voor me hebben.

De oudste zoon van Clazien Cornelissen, Maarten de Jongh, blijkt nog steeds in Gorcum te wonen en zijn vrouw en hij vinden het prima als ik langs kom. In de fotocollectie van zijn ouders zie ik de 'jassenfoto' van Cor en Clazien terug (zie 'Clazien Cornelissen', september 2011). En een foto van Clazien als typiste bij De Vries Robbé. Zo heeft ook mijn moeder daar gezeten.













Clazien bij De Vries Robbé (foto Maarten de Jongh)


Ik vertel hem over de fietsvakanties van Cor en Clazien. Naar de Veluwe, meestal. Ze spaarden vooraf het geld voor overnachtingen in 'kamphuizen' bij elkaar, maar veel zakgeld bleef er niet over. Konden ze niet ergens gratis overnachten? Clazien bedacht dat ze een oom had op de Veluwe. Ze wist zijn adres niet precies, maar wel dat hij 'bij de muziek' was. Dus sprak ze een jongetje aan: of hij misschien wist waar haar oom woonde. 'Dat zie ik haar wel doen', zei Maarten, 'en dat moet dan ome Nardus geweest zijn, die woonde ergens bij Apeldoorn.' Ome Nardus en zijn vrouw, een kinderloos echtpaar, ontvingen de dames hartelijk. Ze mochten er een paar dagen blijven logeren: missie geslaagd.














Clazien Cornelissen (foto Maarten de Jongh)
















Cor Versluijs


Als ik Maarten vertel over het fietstochtje naar de Roestelberg (post 'Even ertussenuit', oktober 2012), blijkt dat de dames misschien niet eens geld nodig hadden voor het veer naar Sleeuwijk. Want Claziens vader (Maartens opa) werkte jarenlang als stoker op de Gorcum V.









De Gorcum V (gevonden op internet)

De sportzaak van Peter de Jongh - de man van Clazien, op wie ik later terugkom - zat op de Langendijk 14. Het gezin Nieuwstad-Versluijs sportte weliswaar niet erg intensief, maar als we sportspullen nodig hadden, werden die altijd daar aangeschaft, weet ik nog. 'Vroeger zat dansschool De Swart boven de winkel', vertelt Maarten. 'Later gingen wij boven de zaak wonen. We sliepen in de balzaal!'

vrijdag 17 januari 2014

Ridder in precisie

Toen ik klein was, gingen we wel eens op bezoek bij mijn (oud)oom Jan en tante Cornelia. Ze woonden op de Veluwe en hadden een tuin die grensde aan het bos. Het huis hing vol klokken. Om 11 uur ’s ochtends begonnen al die klokken te slaan en sprongen er her en der vogeltjes uit. Ik vond dat als kind fascinerend, maar ben erg blij dat bij ons thuis niemand zo’n hobby heeft.

Voor mij was oom Jan een oud mannetje dat graag prutste met klokken. Wist ik veel. In 1942 was Jan van der Wiele een 48-jarige officier bij de Nederlandse marine, gestationeerd in Soerabaja. Wie weet stonden mijn ooms Gerrit en Frits in hun Indische jaren wel onder zijn bevel. 

Jan van der Wiele had een zus, Johanna, die trouwde met een broer van Cornelia Ran, Laurens. Broer en zus Van der Wiele trouwden dus met zus en broer Ran. Jan Ran, de zoon van ‘oom Laus en tante Jot’, mailt me een foto van Jan als marineofficier. Zijn moeder correspondeerde  intensief met haar broer in Indië.

















Dan kom ik een J. van der Wiele tegen in deel III van de boeken van Bosscher over de Nederlandse marine in de Tweede Wereldoorlog. Op pagina 18 staat dat deze Van der Wiele, officier MSD der 1e klasse, na de oorlog werd onderscheiden voor zijn werk in het kamp. Is dat oom Jan?

Jan Ran mailt me een brief die zijn oom Jan op 26 juni 1947 aan zijn moeder schreef, toen hij op 6 juni was onderscheiden als ‘officier in de orde van Oranje Nassau met de zwaarden’. Dit omdat hij tijdens de oorlog het risico had genomen ‘verboden gereedschap in bezit te houden, daarmede meer dan twaalfhonderd brillen van zijn lotgenoten te herstellen, alsmede een volkomen bruikbare bloeddrukmeter te vervaardigen.’ Ook onderhield en repareerde hij chirurgische instrumenten. 

Jan schrijft dat hij wel denkt ‘dat velen van de collega’s zullen opkijken, als zij hooren waarom ik deze onderscheiding gekregen heb’. En zij niet alleen. Ook ik kijk nu met een heel andere bril naar die knutselende oudoom uit Nunspeet.     

Nog even naar Indië

Dat Cor Ran (met zijn vrouw Annie en hun dochters Elly (in 1929 geboren in Modjokerto ) en Tineke (in 1932 geboren in Soerabaja) én Cors jongere zus Cornelia (met haar man Jan van der Wiele en hun dochter Rietje) tijdens de oorlogsjaren geïnterneerd waren in Indië, maakte dat ik iets meer wilde weten over de kampen in Indië dan ik op school had geleerd. Nog even naar Indië dus, en dan terug naar Gorcum - en naar de kern van dit blog: het leven van mijn moeder -.

Mijn vaders ‘oom Cor’ was onderwijzer en vertrok naar Indië omdat hij daar werk kon krijgen aan de Koningin Emma School (KES) in Soerabaja, op Java. Waarschijnlijk heette die school eerst NIAS, en als ik het goed heb begrepen leidde de school Indo Europese jongens op voor werk in de gezondheidszorg. Tineke vertelt me dat ze nog een foto heeft van haar vader voor het schoolgebouw. Helaas heeft ze geen scanner, maar op internet vind ik het gebouw terug.












Via Jan Ran (een neef van Tineke) krijg ik een foto van Cor en Annie (links achter) in Indië, met vooraan in het midden Elly en Tineke. Toen de foto werd genomen, ging alles nog goed. Na 8 maart 1942 verandert de situatie snel.


  










Op 18 oktober 1945 zetten de broers en zussen Ran een overlijdens-advertentie in een Gorcumse krant: hun broer Cor is overleden, in januari 1945 in Ngawi (een interneringskamp). Maar van Tineke hoor ik dat haar vader al een jaar eerder is overleden, op 22 januari 1944, en in een ander kamp: Tjimahi. Onder de advertentie ontbreken Cornelia Ran en haar man Jan van der Wiele. Waarschijnlijk weet de familie in Nederland nog niet hoe het met hen is. 

















In de bibliotheek van Rotterdam vind ik de Geïllustreerde atlas van de Japanse kampen in Nederlands Indië 1942-1945 (Purmerend, 2001), met gedetailleerde gegevens over de kampen zelf en over transporten van geïnterneerden. Hoe kan het Cor zijn vergaan? Tineke was 9 jaar toen ze haar vader voor het laatst zag, dus hij is, zoals de meeste mannen, in 1942 vastgezet. Vanaf april 1942 werden veel ambtenaren uit Soerabaja verzameld in de Boeboetangevangenis in de stad. En op 27 februari 1943 komen 385 ambtenaren uit Soerabaja aan in Tjimahi. Misschien was Cor daarbij. 

Jan Ran vertelt me dat Annie (de vrouw van Cor) en Cornelia (de vrouw van Jan) met hun kinderen in hetzelfde kamp zaten. De internering verliep in fasen: eerst krijgsgevangenen en mannen, een half tot anderhalf jaar later vrouwen en kinderen. In Soerabaja kwamen de vrouwen en kinderen eerst in gewone (maar op den duur overvolle) woningen in stadswijken als Koepang en Darmo terecht. Vanaf september 1943 tot april 1944 werden ze getransporteerd naar kampen in Ambarawa, Moentilan, Semarang en Tangerang. In haar roman ‘Soerabaja’ beschrijft Pauline Slot die oorlogsjaren in Indië. Zo moet het ongeveer geweest zijn.

Als op 15 augustus 1945 Japan capituleert, is de ellende niet afgelopen. Twee dagen later roept Soekarno de Republiek Indonesië uit en kort daarna, vanaf oktober, barst het geweld van de pemoeda's (Indonesische nationalistische jongeren) los. Vooral op Java, en het meest extreem in Soerabaja.  De Japanners worden tijdens deze 'Bersiap' op veel plaatsen beschermers in plaats van vijanden. Maar in Soerabaja krijgen de nationalisten de wapens van de Japanners in handen. De situatie is gevaarlijk en chaotisch. Pas begin december 1945 krijgen de troepen van Mountbattan Soerabaja enigszins onder controle. Toch eist de Bersiap tot eind maart 1946 nog veel slachtoffers. Pas vanaf april 1946 komt de evacuatie van Nederlanders op gang.

Ook Annie, Elly, Tineke, Jan, Cornelia en Rietje worden uiteindelijk geëvacueerd. Wanneer en hoe weet ik niet. De totale sterfte in de burgerkampen van Indië was 1 op 8, lees ik in de atlas. Van de 7 geïnterneerde ‘Rannen’ komt er één niet terug. Annie overlijdt kort na de oorlog, op 26 augustus 1947, in Nederland.

Tineke maakt in Gorinchem kennis met (onder andere) haar tante Door en oom Rienus Nieuwstad. Ze heeft nog steeds de ring met marquesietjes, die ze bij hen mocht uitzoeken. 

donderdag 16 januari 2014

Kedichem revisited

Als ik net - na een pauze van ruim een half jaar – van plan ben om dit blog weer op te pakken, vind ik een berichtje in mijn mailbox. Barry van Baalen (uit Gorinchem) herkende zijn betovergrootouders in de post 'Koe vangt haas' (mei 2011): Pleuntje van der Plas en Cornelis Versluis uit Kedichem. Die betovergrootouders blijken we te delen. Barry is wel van een andere tak: de ‘Trompen’. Anna Versluis, de jongste zus van mijn overgrootvader Gerrit Versluis, trouwde met Cornelis Tromp en woonde, voor zover Barry weet, in Vogelswerf.

Hij heeft foto’s, mailt hij, maar de foto op het blog kende hij nog niet. We wisselen dus foto’s en informatie uit. Daarom nu even terug naar Kedichem, naar Pleuntje en Cornelis. 


















Ze zijn in Gorcum op de foto gezet, bij Pelgrom. Ik krijg ook nog een foto van het (bijna) complete gezin Versluis. Op die foto herken ik rechts vooraan het ‘koppie’ van mijn overgrootvader Gerrit Versluis, de oudste zoon, geboren op 17 februari 1860. Daarna komen er nog 5 jongens: Willem, Marinus, Arie, Laurens en Cornelis. En twee meisjes: Maaike en Anna (geboren op 18 mei 1881). 
















Dat maakt in totaal 6 zoons en 2 dochters. Ik tel op de foto (buiten de ouders) 5 heren en 2 dames. Het lijkt me het meest waarschijnlijk dat dit alle kinderen zijn op 1 zoon na (die er misschien gewoon niet bij kon zijn). De zoons zijn al behoorlijk kaal. Misschien is de foto gemaakt ter gelegenheid van 50 jaar huwelijk? Dan is de foto van maart 1908 en is Gerrit op de foto 48 jaar.