maandag 20 januari 2014

Overnachten bij ome Nardus

 Voor dit blog heb ik al heel wat contacten gelegd. Om te beginnen met (soms verre) neven en nichten. En met de nodige instellingen. Maar familieleden van vrienden en vriendinnen zijn natuurlijk ook een ingang voor (aanvullingen op) verhalen en foto's. Zo heb ik - zonder succes - geprobeerd om klassenfoto's van OLS nr.1 te achterhalen bij familieleden van Riek Migchelsen-van Vugt. Ik dacht: daar staan Cor en Riek vast samen op. Misschien kan ik nog eens vragen om een jeugdfoto van Riek: die zullen ze zeker voor me hebben.

De oudste zoon van Clazien Cornelissen, Maarten de Jongh, blijkt nog steeds in Gorcum te wonen en zijn vrouw en hij vinden het prima als ik langs kom. In de fotocollectie van zijn ouders zie ik de 'jassenfoto' van Cor en Clazien terug (zie 'Clazien Cornelissen', september 2011). En een foto van Clazien als typiste bij De Vries Robbé. Zo heeft ook mijn moeder daar gezeten.













Clazien bij De Vries Robbé (foto Maarten de Jongh)


Ik vertel hem over de fietsvakanties van Cor en Clazien. Naar de Veluwe, meestal. Ze spaarden vooraf het geld voor overnachtingen in 'kamphuizen' bij elkaar, maar veel zakgeld bleef er niet over. Konden ze niet ergens gratis overnachten? Clazien bedacht dat ze een oom had op de Veluwe. Ze wist zijn adres niet precies, maar wel dat hij 'bij de muziek' was. Dus sprak ze een jongetje aan: of hij misschien wist waar haar oom woonde. 'Dat zie ik haar wel doen', zei Maarten, 'en dat moet dan ome Nardus geweest zijn, die woonde ergens bij Apeldoorn.' Ome Nardus en zijn vrouw, een kinderloos echtpaar, ontvingen de dames hartelijk. Ze mochten er een paar dagen blijven logeren: missie geslaagd.














Clazien Cornelissen (foto Maarten de Jongh)
















Cor Versluijs


Als ik Maarten vertel over het fietstochtje naar de Roestelberg (post 'Even ertussenuit', oktober 2012), blijkt dat de dames misschien niet eens geld nodig hadden voor het veer naar Sleeuwijk. Want Claziens vader (Maartens opa) werkte jarenlang als stoker op de Gorcum V.









De Gorcum V (gevonden op internet)

De sportzaak van Peter de Jongh - de man van Clazien, op wie ik later terugkom - zat op de Langendijk 14. Het gezin Nieuwstad-Versluijs sportte weliswaar niet erg intensief, maar als we sportspullen nodig hadden, werden die altijd daar aangeschaft, weet ik nog. 'Vroeger zat dansschool De Swart boven de winkel', vertelt Maarten. 'Later gingen wij boven de zaak wonen. We sliepen in de balzaal!'

vrijdag 17 januari 2014

Ridder in precisie

Toen ik klein was, gingen we wel eens op bezoek bij mijn (oud)oom Jan en tante Cornelia. Ze woonden op de Veluwe en hadden een tuin die grensde aan het bos. Het huis hing vol klokken. Om 11 uur ’s ochtends begonnen al die klokken te slaan en sprongen er her en der vogeltjes uit. Ik vond dat als kind fascinerend, maar ben erg blij dat bij ons thuis niemand zo’n hobby heeft.

Voor mij was oom Jan een oud mannetje dat graag prutste met klokken. Wist ik veel. In 1942 was Jan van der Wiele een 48-jarige officier bij de Nederlandse marine, gestationeerd in Soerabaja. Wie weet stonden mijn ooms Gerrit en Frits in hun Indische jaren wel onder zijn bevel. 

Jan van der Wiele had een zus, Johanna, die trouwde met een broer van Cornelia Ran, Laurens. Broer en zus Van der Wiele trouwden dus met zus en broer Ran. Jan Ran, de zoon van ‘oom Laus en tante Jot’, mailt me een foto van Jan als marineofficier. Zijn moeder correspondeerde  intensief met haar broer in Indië.

















Dan kom ik een J. van der Wiele tegen in deel III van de boeken van Bosscher over de Nederlandse marine in de Tweede Wereldoorlog. Op pagina 18 staat dat deze Van der Wiele, officier MSD der 1e klasse, na de oorlog werd onderscheiden voor zijn werk in het kamp. Is dat oom Jan?

Jan Ran mailt me een brief die zijn oom Jan op 26 juni 1947 aan zijn moeder schreef, toen hij op 6 juni was onderscheiden als ‘officier in de orde van Oranje Nassau met de zwaarden’. Dit omdat hij tijdens de oorlog het risico had genomen ‘verboden gereedschap in bezit te houden, daarmede meer dan twaalfhonderd brillen van zijn lotgenoten te herstellen, alsmede een volkomen bruikbare bloeddrukmeter te vervaardigen.’ Ook onderhield en repareerde hij chirurgische instrumenten. 

Jan schrijft dat hij wel denkt ‘dat velen van de collega’s zullen opkijken, als zij hooren waarom ik deze onderscheiding gekregen heb’. En zij niet alleen. Ook ik kijk nu met een heel andere bril naar die knutselende oudoom uit Nunspeet.     

Nog even naar Indië

Dat Cor Ran (met zijn vrouw Annie en hun dochters Elly (in 1929 geboren in Modjokerto ) en Tineke (in 1932 geboren in Soerabaja) én Cors jongere zus Cornelia (met haar man Jan van der Wiele en hun dochter Rietje) tijdens de oorlogsjaren geïnterneerd waren in Indië, maakte dat ik iets meer wilde weten over de kampen in Indië dan ik op school had geleerd. Nog even naar Indië dus, en dan terug naar Gorcum - en naar de kern van dit blog: het leven van mijn moeder -.

Mijn vaders ‘oom Cor’ was onderwijzer en vertrok naar Indië omdat hij daar werk kon krijgen aan de Koningin Emma School (KES) in Soerabaja, op Java. Waarschijnlijk heette die school eerst NIAS, en als ik het goed heb begrepen leidde de school Indo Europese jongens op voor werk in de gezondheidszorg. Tineke vertelt me dat ze nog een foto heeft van haar vader voor het schoolgebouw. Helaas heeft ze geen scanner, maar op internet vind ik het gebouw terug.












Via Jan Ran (een neef van Tineke) krijg ik een foto van Cor en Annie (links achter) in Indië, met vooraan in het midden Elly en Tineke. Toen de foto werd genomen, ging alles nog goed. Na 8 maart 1942 verandert de situatie snel.


  










Op 18 oktober 1945 zetten de broers en zussen Ran een overlijdens-advertentie in een Gorcumse krant: hun broer Cor is overleden, in januari 1945 in Ngawi (een interneringskamp). Maar van Tineke hoor ik dat haar vader al een jaar eerder is overleden, op 22 januari 1944, en in een ander kamp: Tjimahi. Onder de advertentie ontbreken Cornelia Ran en haar man Jan van der Wiele. Waarschijnlijk weet de familie in Nederland nog niet hoe het met hen is. 

















In de bibliotheek van Rotterdam vind ik de Geïllustreerde atlas van de Japanse kampen in Nederlands Indië 1942-1945 (Purmerend, 2001), met gedetailleerde gegevens over de kampen zelf en over transporten van geïnterneerden. Hoe kan het Cor zijn vergaan? Tineke was 9 jaar toen ze haar vader voor het laatst zag, dus hij is, zoals de meeste mannen, in 1942 vastgezet. Vanaf april 1942 werden veel ambtenaren uit Soerabaja verzameld in de Boeboetangevangenis in de stad. En op 27 februari 1943 komen 385 ambtenaren uit Soerabaja aan in Tjimahi. Misschien was Cor daarbij. 

Jan Ran vertelt me dat Annie (de vrouw van Cor) en Cornelia (de vrouw van Jan) met hun kinderen in hetzelfde kamp zaten. De internering verliep in fasen: eerst krijgsgevangenen en mannen, een half tot anderhalf jaar later vrouwen en kinderen. In Soerabaja kwamen de vrouwen en kinderen eerst in gewone (maar op den duur overvolle) woningen in stadswijken als Koepang en Darmo terecht. Vanaf september 1943 tot april 1944 werden ze getransporteerd naar kampen in Ambarawa, Moentilan, Semarang en Tangerang. In haar roman ‘Soerabaja’ beschrijft Pauline Slot die oorlogsjaren in Indië. Zo moet het ongeveer geweest zijn.

Als op 15 augustus 1945 Japan capituleert, is de ellende niet afgelopen. Twee dagen later roept Soekarno de Republiek Indonesië uit en kort daarna, vanaf oktober, barst het geweld van de pemoeda's (Indonesische nationalistische jongeren) los. Vooral op Java, en het meest extreem in Soerabaja.  De Japanners worden tijdens deze 'Bersiap' op veel plaatsen beschermers in plaats van vijanden. Maar in Soerabaja krijgen de nationalisten de wapens van de Japanners in handen. De situatie is gevaarlijk en chaotisch. Pas begin december 1945 krijgen de troepen van Mountbattan Soerabaja enigszins onder controle. Toch eist de Bersiap tot eind maart 1946 nog veel slachtoffers. Pas vanaf april 1946 komt de evacuatie van Nederlanders op gang.

Ook Annie, Elly, Tineke, Jan, Cornelia en Rietje worden uiteindelijk geëvacueerd. Wanneer en hoe weet ik niet. De totale sterfte in de burgerkampen van Indië was 1 op 8, lees ik in de atlas. Van de 7 geïnterneerde ‘Rannen’ komt er één niet terug. Annie overlijdt kort na de oorlog, op 26 augustus 1947, in Nederland.

Tineke maakt in Gorinchem kennis met (onder andere) haar tante Door en oom Rienus Nieuwstad. Ze heeft nog steeds de ring met marquesietjes, die ze bij hen mocht uitzoeken. 

donderdag 16 januari 2014

Kedichem revisited

Als ik net - na een pauze van ruim een half jaar – van plan ben om dit blog weer op te pakken, vind ik een berichtje in mijn mailbox. Barry van Baalen (uit Gorinchem) herkende zijn betovergrootouders in de post 'Koe vangt haas' (mei 2011): Pleuntje van der Plas en Cornelis Versluis uit Kedichem. Die betovergrootouders blijken we te delen. Barry is wel van een andere tak: de ‘Trompen’. Anna Versluis, de jongste zus van mijn overgrootvader Gerrit Versluis, trouwde met Cornelis Tromp en woonde, voor zover Barry weet, in Vogelswerf.

Hij heeft foto’s, mailt hij, maar de foto op het blog kende hij nog niet. We wisselen dus foto’s en informatie uit. Daarom nu even terug naar Kedichem, naar Pleuntje en Cornelis. 


















Ze zijn in Gorcum op de foto gezet, bij Pelgrom. Ik krijg ook nog een foto van het (bijna) complete gezin Versluis. Op die foto herken ik rechts vooraan het ‘koppie’ van mijn overgrootvader Gerrit Versluis, de oudste zoon, geboren op 17 februari 1860. Daarna komen er nog 5 jongens: Willem, Marinus, Arie, Laurens en Cornelis. En twee meisjes: Maaike en Anna (geboren op 18 mei 1881). 
















Dat maakt in totaal 6 zoons en 2 dochters. Ik tel op de foto (buiten de ouders) 5 heren en 2 dames. Het lijkt me het meest waarschijnlijk dat dit alle kinderen zijn op 1 zoon na (die er misschien gewoon niet bij kon zijn). De zoons zijn al behoorlijk kaal. Misschien is de foto gemaakt ter gelegenheid van 50 jaar huwelijk? Dan is de foto van maart 1908 en is Gerrit op de foto 48 jaar.