donderdag 20 februari 2014

De ongemakken van de oorlog

Oorlog is ook gewoon gedoe. Al in mei 1940 wordt een verordening van kracht die bepaalt dat alle gebouwen van zonsondergang tot zonsopgang verduisterd moeten worden: er mag geen licht naar buiten komen. Dat is nog knap lastig: voor je het weet zit ergens tóch een scheurtje. En: voor een keertje is het misschien nog wel een sport om alles af te plakken, maar als het avond aan avond moet gebeuren, krijg je er snel genoeg van.












De plaatselijke middenstand springt meteen op de nieuwe behoefte in: Van Andel uit de Burgstraat adverteert als eerste met verduisteringspapier (Digitale Krantenarchief). Als concurrent Horneer karton als alternatief biedt – op maat gesneden nog wel – laat Van Andel dat niet op zich zitten: binnen de kortste keren is daar ‘zwart gegolfd verduisteringskarton, breed 1.40 meter, zeer geschikt voor rolgordijnen’ te krijgen. Plus verduisterings-lampenkapjes, lichtgevende insignes (met speld) en punaises in alle kleuren.  

De politie controleert streng en deelt flinke boetes uit als mensen niet goed verduisteren. Als Langendijk 33 gecontroleerd wordt, krijgt mijn moeder het gevoel dat de (Duitse) agent het balkon (aan de Lingehaven) niet op durft. Pas als ze hem voorgaat, komt hij achter haar aan. Mijn moeder voelde stemmingen goed aan, dus die man is vast ergens bang voor geweest. Ik vraag me alleen af, waarvoor.     
  
Ook openbare gebouwen, fabrieken, bedrijven en winkels moeten verduisteren. Dat heeft gevolgen voor de openingstijden, zeker in de winterperiode. Wie na zonsondergang met fiets of auto op pad ging, moest de lichten afschermen. Daarvoor kon je terecht bij de firma De Wit, zie ik.








Vanwege de verduistering zag je op straat geen hand voor ogen. Erg druk zal het overigens niet zijn geweest. Van 24.00 tot 4.00 uur moest iedereen sowieso binnen blijven: dan was het Sper(r)tijd. Later werd de Spertijd vervroegd naar 20.00 uur. Wanneer? Dat heb ik in de Gorcumse kranten niet terug kunnen vinden.  

dinsdag 11 februari 2014

Tippie en Mies

In de Keizerstraat had het gezin Versluijs twee huisdieren: poes Mies en hondje Tippie. Mies was waarschijnlijk meeverhuisd vanaf de Visschersdijk, Tippie moet er later bij gekomen zijn. Tippie en Mies waren allebei dol op mijn moeder en Koos wist dankzij Tippie precies wanneer ze het eten op tafel kon zetten: het hondje hoorde Cor van ver aankomen. Tijdens het eten gingen Tippie en Mies onder haar stoel zitten en als het volgende stukje brood – liefst dik besmeerd met boter – te lang op zich liet wachten, gaven ze haar een tik met hun poot. Geen wonder dat ze zo slank bleef.

Poes Mies kwam al voor de oorlog aan haar einde, toen ze het konijn – dat de familie Versluijs zelf had willen opeten – te pakken had gekregen. Vader Versluijs keelde de kat, maar durfde dat zijn dochter niet te vertellen. En mijn moeder maar zoeken. Ze heeft er veel verdriet van gehad, want ze was erg aan de poes gehecht. Mies was ooit thuis gekomen met een pas geworpen jong in haar bek. Dat leverde ze af om vervolgens het tweede te gaan halen. Maar nadat ze op pad was gegaan voor het derde, kwam ze onverrichter zake terug.

Tippie lustte graag boterhammen, maar naarmate de oorlog vordert, wordt brood steeds schaarser. Bij de gasfabriek kon je huisdieren laten afmaken. Kees Versluijs gaat verschillende keren met Tippie richting gasfabriek én terug. Het valt hem zwaar om zijn hondje daar achter te laten, maar uiteindelijk komt hij toch zonder Tippie thuis.












In de fotoverzameling van Cees jr., de zoon van Frits, kom ik Tippie tegen. Hij speelt met Cees jr. in de achtertuin van Keizerstraat 30.