De ‘Langendijkers’ werden op de dag waarop de foto uit de
vorige post is genomen door de Duitsers aan het werk gezet, maar mannen uit de
middenstand ontkwamen redelijk gemakkelijk aan de meer structurele Arbeitseinsatz.
Dat zette kwaad bloed. Sommige Gorcumers klikten daarom bij de Duitsers over
zwarte handel, lees ik in ‘Fatale afgunst’ van Ruth de Jong en A.M. van
Weelden. Dit boek verscheen in 2008 en is volledig gewijd aan de oktoberrazzia,
waarbij willens en wetens ruim 100 mannen en jongens werden opgepakt en
afgevoerd.
Al in april 1944 liet Harm Höltke, burgemeester van Gorcum
en NSB-er, uit voorzorg een lijst opstellen van 100 potentiële oproerkraaiers,
die preventief opgepakt moesten worden als de geallieerde dreiging toenam. Hij
maakte daarbij waarschijnlijk dankbaar gebruik van de binnengekomen meldingen.
Na 5 september 1944, Dolle Dinsdag (oftewel D-day), nam die dreiging toe. En na
17 september – de start van operatie
Market Garden – nog meer. Dus kwam de lijst uit de la.
Op 3 oktober 1944 rond 20.00 uur belden de Duitsers onder
andere aan bij Langendijk 24. Clazien deed open, met haar 6 weken oude baby op
de arm. Haar man Pé, die op de lijst stond, durfde er niet over de daken
vandoor te gaan, bang dat zijn vrouw en kinderen anders het slachtoffer zouden
worden.
De Duitsers troffen niet iedereen thuis. Om toch aan
minimaal 100 mannen (en jongens) te komen, grepen ze nog ongeveer 20 passanten in de kraag. Tot zover de willekeur. Uiteindelijk werden 105 mannen en jongens eerst
naar de voormalige suikerfabriek Hollandia gebracht, die als kazerne werd
gebruikt, en vandaar naar Amersfoort. Daar werd de groep gesplitst op
achternaam: A t/m J naar Neuengamme (bij Hamburg), K t/m Z naar Deelen. Uit
Neuengamme kwamen er na de oorlog vier levend terug. Pé de Jongh stierf in
Duitsland op 17 december 1944.
Clazien bleef achter met twee kleintjes en een sportzaak.
Dat was te veel, gelukkig helpt een zus van Peter haar met de zaak. In ‘Fatale
afgunst’ stelt Toon, de oudste zoon van Peter en Clazien,dat zijn moeder de
zaak niet aankon: ‘Zij was een eenvoudig meisje uit de Warmoesstraat dat ‘boven
haar stand’ getrouwd was’ (p. 154). Daarmee doet hij haar tekort. Clazien was misschien
niet in de wieg gelegd voor een eigen zaak, maar ze was een slimme meid die op
kantoor werkte tot ze trouwde met wat in die tijd ‘een goede partij’ werd
genoemd. Van haar zoon Maarten kreeg ik hun trouwfoto. Hij vertelde me dat ze begin
jaren ’60 is hertrouwd met een erg lieve man, en bijna 92 jaar is geworden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten