woensdag 27 maart 2013

Rechter wijsvinger misvormd


‘Jij hebt de oorlog niet meegemaakt’, hoorde ik vaak als ik niet invoelend genoeg reageerde op verhalen over honger, angst en armoede. Bijna alsof ik zou moeten wensen dat ik er wél bij was geweest. Zo was het natuurlijk niet bedoeld. Het klopt dat je moeilijk kunt invoelen wat je zelf niet hebt ervaren.

De Tweede Wereldoorlog kende ik al voor ik naar school ging uit verhalen. Eenmaal op school was Duits niet mijn favoriete taal: negativiteit rond alles wat Duits was kreeg ik met de paplepel ingegoten. In mijn boekenkast is de verhouding Duitse literatuur versus Engels/Amerikaanse één op vier. De manier waarop de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op school werd gedoceerd, was gekleurd. Want hoe erudiet ook: de leraar had zelf die oorlog meegemaakt en zijn persoonlijke ervaring kleurde zijn lessen. Er is tijd nodig voordat er ruimte voor nuance ontstaat. In publicaties die nu rond de oorlog verschijnen, begint die te komen. Ruim 65 jaar later. Met de kans dat die doorslaat naar de andere kant. 

Mijn ouders bewaarden weinig. Toch komt juist in bewaarde dingen het verleden tot leven: je kunt het aanraken, het wordt echt. Op 1 maart 1941 voerden de Duitsers in Nederland lastig te vervalsen persoonsbewijzen in. Iedereen moest zo’n bewijs hebben, met foto en afdruk van de rechter wijsvinger. Mijn neef Arnold jr. (van Arnold) had de identiteitsbewijzen van Rienus en Door Nieuwstad nog. Ik zag dergelijke bewijzen niet voor het eerst. Maar deze waren van mijn eigen opa en oma. En dat is anders. 'Rechterwijsvinger misvormd', staat op het persoonsbewijs van Door. 

  








vrijdag 22 maart 2013

Voedsel op de bon


Eind 1940 wordt in Gorcum de voedseldistributie ingevoerd. Omdat de bewoners hamsteren, raken de winkeliers te snel door hun voorraden heen. Het voedsel gaat dus op de bon. Ik heb een afbeelding van zo’n bonnenboekje van de website van het Regionaal Archief Gorinchem gehaald.  












Uit verhalen kreeg ik altijd de indruk dat het in het begin van de oorlogsjaren allemaal nog wel meeviel. Maar op den duur kreeg je steeds minder en was grote creativiteit vereist om aan eten en andere levensbehoeften te komen.

Mijn ouders hadden het geluk dat veel leerlingen van Instituut Nieuwstad van de overkant van de rivier kwamen. Ze staken over met het veer uit Sleeuwijk en liepen in een paar minuten naar de Langendijk. Er viel met die leerlingen van alles te ruilen. Op die manier krijgt een groot deel van de voor het huwelijk gespaarde uitzet een andere bestemming. In leven blijven is tenslotte belangrijker dan mooie lakens in de kast.

Soms hebben ze een meevaller. Ze hadden normaal gesproken recht op drie mud kolen. Een keer zouden ze een mud extra krijgen en dat had mijn moeder vast laten leveren. Uiteindelijk kreeg ze de extra bon die daarvoor nodig was niet. Maar de kolen had ze wel.

Mijn vader rookte – Ravenswaay verkocht tabak en waarschijnlijk rookte de hele familie, in elk geval de mannelijke helft – maar ook aan tabak (of iets wat erop leek) was steeds moeilijker te komen. En wat te doen zonder vloeitjes? Zo kreeg een stapel doorslagpapier een nieuwe bestemming: mijn vader knipte er vloeitjes van en vouwde daar kartonnen doosjes voor. Die geïmproviseerde ‘Rizla vloei’, waarvan de enige tekortkoming was dat er geen plakrandje aan zat, ruilde hij weer voor andere dingen.  

Rienus Nieuwstad sr. was duivenmelker. Op den duur verboden de Duitsers natuurlijk die duiven, omdat ze gebruikt werden om boodschappen over te brengen. Mijn vader moest tijdens de oorlog een keer zo’n boodschap ontcijferen, geschreven in het Frans. Maar duiven kon je ook eten. Als Frieda in het voorjaar van 1943 geboren is, krijgen de gelukkige ouders van oma en opa Nieuwstad wat duifjes cadeau. Of ze gebraden en wel werden geleverd, vertelt het verhaal niet.

woensdag 20 maart 2013

Goed en fout


In mei 1940 was Duitsland opeens geen buurland meer, maar een bezetter. De voorgeschiedenis is bekend. In Duitsland kwam in 1933 Hitler aan de macht nadat sinds begin jaren ‘20 de NSDAP was opgekomen. In Nederland was sinds de oprichting in 1931/1932 de NSB steeds sterker geworden. Anton Mussert spreekt begin 1935 in De Doelen in Gorcum voor een volle zaal en bij de Statenverkiezingen dat jaar haalt de NSB in Gorcum 7,55% van de stemmen (landelijk 7,91%). Bij de Kamerverkiezingen in 1937 is dat 2,94% (landelijk 4,21%)*

Door de oorlog wordt alles zwart-wit. Niks tinten grijs: je was opeens ‘goed’ of ‘fout’. Duits of Duitsgezind was fout. Mijn moeder vertelde altijd dat ze een nicht had in Berlijn. Ene Truida, die al voor de oorlog met een Duitser was getrouwd. Ik kreeg de indruk dat dit een nicht van moederskant was, maar heb deze Truida niet kunnen plaatsen. Dat er zo’n nicht was, lijkt me vrij zeker, maar mogelijk heette ze anders. Truida werd ‘fout’, wat haar politieke mening ook was.   

Na de oorlog werd in de familie verteld dat één van mijn moeders vele nichten uit Veen een echtgenoot had die sympathiseerde met de NSB. Zulke dingen maakten familieverhoudingen ingewikkeld.

Rienus Nieuwstad sr. was communist. Dat was voor de oorlog in veler ogen ook al fout, maar dan op een andere manier. In de oorlog verandert dat niet echt, maar een beetje schuiven gaat het wel: de russen vechten uiteindelijk aan geallieerde kant. En de Duitse bezetter was bepaald niet dol op communisten. Hoe kwam Rienus sr. de oorlog veilig door?  Volgens mijn neef Rienus jr. (van Jan) had hij ‘beperkte bewegingsvrijheid’: er was hem te verstaan gegeven dat hij heen en weer mocht naar Ravenswaay, maar dat hij zich verder gedeisd moest houden. Mijn opa zou een ‘beschermer’ hebben gehad bij de NSB, iemand die hem als persoon graag mocht.









tweede van links, staand: Rienus Nieuwstad


Is dat waar? Mogelijk kende mijn opa de Gorcumse kringleider van de NSB, E.H. Bakker, uit zijn diensttijd. In het digitale krantenarchief is terug te vinden dat zij in 1904 tegelijkertijd een ‘bewijs van voorgeoefendheid’ haalden. In de fotocollectie van Arnold jr. zitten nog foto’s uit de tijd van de mobilisatie van 1914. Maar ja: zelfs als deze Bakker daarop staat, is niets zeker.  

*gegevens uit de tentoonstelling ‘Opstaan en slapengaan in bezet Gorcum’

vrijdag 8 maart 2013

Vermist, vermoedelijk gesneuveld


Op 11 maart 1941 wordt mijn moeders oudste broer Frits geplaatst op de HM Isaäc Sweers, een torpedobootjager. Het schip is in Engeland afgebouwd. Op 29 mei 1941 wordt het in bedrijf gesteld, Frits hoort dus bij de eerste bemanning. Eerst gaan ze oefenen en daarna convooien escorteren, in augustus zelfs korte tijd samen met de Heemskerck.

In september 1941 wordt het schip ingedeeld bij Force H, gestationeerd in Gibraltar. Vanaf die tijd opereert Frits vooral in de Middellandse Zee, eerst aan de westkant, later aan de oostkant. Het doel daarvan was om vijandelijke aanvoerwegen overzee af te snijden.







HM Isaäc Sweers



In januari 1942 wordt de Isaäc Sweers naar Oost Indië gestuurd. Onderweg ligt het schip in Colombo in een dok, waar het opnieuw de Heemskerck tegenkomt, op weg naar Indië. De Isaäc Sweers kan nog niet weg uit Colombo, en de Heemskerck komt uiteindelijk te laat voor de slag in de Javazee die op 27 februari 1942 wordt uitgevochten en verloren. Amerika, Australië, Engeland en Nederland willen ermee voorkomen dat Japan Nederlands Indië inneemt. De geallieerde vloot, onder commando van Karel Doorman, gaat echter kansloos ten onder. Daarbij vallen veel Nederlandse slachtoffers.

De Heemskerck wordt teruggeroepen naar Colombo. Daarna worden de Heemskerck en de Isaäc Sweers allebei ingedeeld bij de Eastern Fleet. Ze ontkomen aan de Japanners, liggen een poosje in de geallieerde basis op Addu Atoll (een van de Malediven) en later in Kilindini, bij Mombasa. Daar gaan ze uit elkaar: de snelle divisie, waaronder de Heemskerck, blijft in de Indische wateren, de Isaäc Sweers gaat via Freetown naar Engeland voor reparatie.

Na die reparatie en een korte oefenperiode vertrekt de Isaäc Sweers weer naar Gibraltar voor de operatie Torch onder leiding van Eisenhower, die Noord-Afrika in handen wil krijgen. Daarvoor is een grote concentratie schepen nodig. In de maand november 1942 heeft De Isaäc Sweers het druk. Het schip zoekt vijandelijke onderzeeboten, redt overlevenden van de gezonken Nieuw Zeeland, brengt die naar Gibraltar en laadt dan op 12 november olie, op volle zee. In de vroege ochtend van 13 november 1942 wordt het schip getroffen door twee torpedo’s van een Duitse U-boot. De Isaäc Sweers staat meteen aan stuurboord in brand, waardoor veel reddingssloepen niet meer bereikbaar zijn. De bemanning krijgt het bevel het schip te verlaten. Velen springen het water in, waar de uit het schip weggelekte olie drijft en ongetwijfeld in brand vliegt. Er zijn 52 overlevenden en daar hoort Frits niet bij.

Wanneer hoort het thuisfront dit? Op de persoonskaart van Frits staat dat het Rode Kruis op 15 december 1942 verzoekt zijn echtgenote in te lichten: vermist, zeer waarschijnlijk omgekomen. Wanneer hoort Gerrit het? Ik weet het niet, zoals ik ook niet weet of de broers elkaar gesproken hebben op de momenten waarop ze elkaar in de oorlog zijn tegengekomen. Ik vermoed dat ze elkaar in februari 1942 in Colombo voor het laatst hebben gezien. Frits wordt pas na de oorlog officieel dood verklaard. Op 16 april 1946 ontvangt zijn vrouw een brief van J. M. de Booy, Minister van Marine.

Mijn moeder vertelde altijd dat Koos altijd wilde weten of haar zoon veilig voorbij Gibraltar was. Welke zoon? Gerrit misschien, nadat Frits ‘350 mijl beoosten Gibraltar’ ten onder was gegaan?

Als de kleine Theo op 17 april 1943 een zusje krijgt, wordt zij Frieda Gerda genoemd, naar de broers van haar moeder. Ze staat samen met haar eigen 'grote broer' op een foto, genomen op 4 maart 1944.


  

vrijdag 1 maart 2013

Eerste kind in oorlogstijd


Op 1 augustus 1941 krijgen Cor en Corrie Nieuwstad hun eerste kind: een zoon. Theodorus Jacobus Nieuwstad wordt genoemd naar zijn twee grootmoeders. In het fotoalbum van mijn ouders zit een foto waarop hij 9 maanden oud is. Dat staat achterop, in mijn moeders handschrift.


















Hennie en Jo de Grunt trouwen op 6 november 1940. Hun eerste kind wordt op 28 augustus 1941 geboren: Marinus (Rientje). Of de twee stellen in die tijd veel met elkaar optrokken, weet ik niet, maar ik vermoed van wel. Hun levens lopen vrijwel parallel: trouwen, zwangerschap, eerste kind. Bovendien wonen Jo en Hennie op de Vissersdijk, dichtbij de ouders van mijn moeder.

Clazien Cornelissen trouwt iets later: op 15 april 1942, met Peter de Jongh. Zij hebben een sportzaak op de Langendijk en wonen dus vlakbij mijn ouders.

Kees en Koos Versluijs hebben nu drie kleinkinderen. In mei 1943 (als ze er eigenlijk al vier hebben, maar de nieuwste aanwinst wordt waarschijnlijk nog te kwetsbaar gevonden) gaan ze samen op de foto: Theo, Bep (van Gera) en Cees (van Frits). Opa Kees is dol op Theo. Hij komt vaak ‘s avonds nog even langs, op zijn pantoffels, vlak voor ‘spertijd’. 












Ook heel wat familieleden trouwen kort voor en in de oorlogsjaren, soms simpelweg omdat er een kind op komst is. Kees Versluijs jr. lijkt op 11 januari 1939 getrouwd te zijn met Sien van Malsen, want die datum staat in zijn trouwring. Jan Nieuwstad en Jenny van Arkel trouwen op 19 oktober 1940. Ze trekken in bij tante Anna Nieuwstad, de weduwe van David Nieuwstad (een oudere broer van Rienus sr.), in de Nieuwstad, een straat in Gorcum. Op 6 april 1941 krijgen ze daar een zoon: Rienus.

Theo Nieuwstad en Thea Kruis trouwen op 5 april 1944. Op 16 augustus 1942 hadden ze zich al verloofd. Rinus Nieuwstad jr. en Corrie Baks trouwen op 22 maart 1944 en krijgen op 28 september 1944, vlak voor de laatste oorlogswinter, een zoon. En zij noemen hem: Rinus. Ze gaan inwonen bij Rienus en Door, hoorde ik van hun dochter Thea, wat in die tijd een prima oplossing moet zijn geweest. Rienus jr. (van Jan dus) heeft een foto van opa Rienus met twee van zijn kleinzoons op schoot: links Theo en rechts hij zelf. De jongetjes schelen 4 maanden.