‘Jij hebt de oorlog niet meegemaakt’, hoorde ik vaak als ik
niet invoelend genoeg reageerde op verhalen over honger, angst en armoede.
Bijna alsof ik zou moeten wensen dat ik er wél bij was geweest. Zo was het
natuurlijk niet bedoeld. Het klopt dat je moeilijk kunt invoelen wat je zelf
niet hebt ervaren.
De Tweede Wereldoorlog kende ik al voor ik naar school ging
uit verhalen. Eenmaal op school was Duits niet mijn favoriete taal:
negativiteit rond alles wat Duits was kreeg ik met de paplepel ingegoten. In mijn
boekenkast is de verhouding Duitse literatuur versus Engels/Amerikaanse één op
vier. De manier waarop de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op school
werd gedoceerd, was gekleurd. Want hoe erudiet ook: de leraar had zelf die
oorlog meegemaakt en zijn persoonlijke ervaring kleurde zijn lessen. Er is tijd
nodig voordat er ruimte voor nuance ontstaat. In publicaties die nu rond de
oorlog verschijnen, begint die te komen. Ruim 65 jaar later. Met de kans dat die doorslaat naar de andere kant.
Mijn ouders bewaarden weinig. Toch komt juist in bewaarde
dingen het verleden tot leven: je kunt het aanraken, het wordt echt. Op 1 maart
1941 voerden de Duitsers in Nederland lastig te vervalsen persoonsbewijzen in. Iedereen moest zo’n
bewijs hebben, met foto en afdruk van de rechter wijsvinger. Mijn neef Arnold
jr. (van Arnold) had de identiteitsbewijzen van Rienus en Door Nieuwstad nog. Ik
zag dergelijke bewijzen niet voor het eerst. Maar deze waren van mijn eigen opa
en oma. En dat is anders. 'Rechterwijsvinger misvormd', staat op het persoonsbewijs van Door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten