woensdag 16 januari 2013

Vaarwel mijn dierbaar vaderland


Terwijl Cor in Gorcum blijft, zien haar oudere broers heel wat meer van de wereld. Ik vraag hun staat van dienst op, waarin ik kan zien op welke schepen ze hebben gezeten en hoe hun carrière is verlopen.
Ze zien allebei ‘De Schorpioen’ terug: Gerrit verblijft vanaf eind juli 1928 een tijd op dat schip en Frits vanaf begin december 1929.

Op 23 november 1932 vertrekt Gerrit naar Indië. Zijn zus Cor is dan 19 jaar, Gerrit is 20. Hij komt aan op eerste kerstdag. Op 11 maart 1936, ruim drie jaar later, begint de terugreis naar Nederland waar hij op 6 april 1936 aankomt.
Frits vertrekt op 3 juli 1935 en komt op 1 augustus 1935 aan. Op 15 september 1937 is hij weer terug, ruim twee jaar later. Hij is – met opzet – kort voor vertrek getrouwd, op 12 juni 1935. Want wie getrouwd is, hoeft niet zo lang naar Indië.














trouwfoto Frits Versluijs en Cor van den Berg


Van augustus 1935 tot maart 1936 zijn Gerrit en Frits dus allebei in Indië. Frits wordt geplaatst in marinekazerne Oedjoeng, in Soerabaja. Een groot complex, zie ik op de website Maritiem Digitaal. Mogelijk zijn de foto’s hieronder (uit de verzameling van Bep) daar genomen. Wat deden ze al die jaren in Indië, behalve de marinekazerne en het materieel in orde houden? Het Mariniersmuseum in Rotterdam heeft een video over de marine in Nederlands Indië in 1938, waarin de marinekazerne Oedjoeng voorkomt. Misschien moet ik die maar eens gaan bekijken.

Als Gerrit terug is uit Indië, vertelt hij dat oud-Gorcumers uit de Blauwe Torenstraat zich in Indië opeens heel wat voelden, met een sleep bedienden. Je kunt dat ook anders zien: waarschijnlijk vertrokken ze uit Gorcum om het in Indië beter te krijgen en blijkbaar slaagden ze daar heel aardig in. Mogelijk ging dat ten koste van de 'inlandse' bedienden en waren ze daarin niet beter dan anderen. Maar was Gerrit dat wel?

De Blauwe Torenstraat maakte onderdeel uit van de ‘Kussentjesbuurt’ aan het eind van de Vissersdijk, waar die de Blauwe Torenstraat kruist. Het was een buurt waar op neer werd gekeken, óók door het gezin Versluijs. Dankzij de foto die het Gorcums Archief op 21 september 2012 bespreekt, ontdek ik hoe die bijnaam is ontstaan: ‘De woningen waren eigendom van een suikerbakker die als snoepjes ‘kussentjes’ fabriceerde’. Toen ik dat las, hoorde ik mijn moeder zeggen: ‘Wat hebben we het toch goed en waar hebben we het aan verdiend’, zei opoe altijd, terwijl ze sabbelde op een zwart kussentje.















links Gerrit, rechts Frits









Frits


Terug naar Gerrit: twintig jaar is behoorlijk jong om voor drie jaar van huis te vertrekken. Mijn moeder vertelde altijd dat haar broer – heel stoer – niet weggebracht wilde worden, maar erg blij was toen zijn ouders hem toch gingen uitzwaaien. Waar? In Rotterdam? Of in Den Helder? Bij het afscheid werd een ‘vaderlands’ lied gezongen. Dat hoorde erbij. ‘Vaarwel mijn dierbaar vaderland’?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten