woensdag 22 mei 2013

Een 'Indische' connectie


Wat wist mijn moeder over het verloop van de oorlog in Nederlands Indië? Er werd natuurlijk geluisterd naar de radio en er waren de gewone kranten. Wat stond daarin? Ik tik 'Javazee' in als zoekterm in het digitaal krantenarchief van Gorcum. Niets. 'Java' dan? In het Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken van 6 maart 1942 staat het 'Buitenlandsch overzicht' van 2 maart 1942. Japan is op drie plaatsen op Java geland en ook de slag in de Javazee komt aan bod:















Ik betwijfel of mijn moeder zich op dat moment druk heeft gemaakt over het verloop van de oorlog in Indië. Ze maakte zich zorgen over haar broers, dat zeker, maar ze wist niet waar die precies zaten. Buiten dat is me altijd opgevallen dat haar focus lag op haar eigen gezin. Ze deed de hele oorlog lang haar uiterste best om Theo (en later ook Frieda) netjes in de kleren te houden en – belangrijker nog – om hen voldoende te eten te geven. Ook zelf probeerde ze er ondanks alles goed uit te zien. Na de oorlog vroeg ze zich af waarom ze zich daar 'in vredesnaam' zo druk over had gemaakt en nam ze zich voor om een volgende keer 'gewoon een deken om te slaan'. Toch verbaast het me niet. Goed voor jezelf zorgen is een manier om je waardigheid te behouden. Juist als die je is afgenomen, kan dat extra belangrijk worden.

In Nederlands Indië zijn de consequenties van de Japanse inval, nu ook op het bestuurscentrum Java, enorm. Zo’n 330.000 Westerse burgers en 89.000 militairen (Nederlands, maar ook o.a. Ambonees en uit geallieerde landen) worden na de capitulatie op 8 maart 1942 geïnterneerd. Mijn familie kreeg daar niet mee te maken, dacht ik. Maar dat blijkt onjuist. Een broer en een zus van Door – mijn oma Nieuwstad – woonden allebei met hun gezin in Indië. Ooms en tantes van mijn vader, die hij zich misschien alleen herinnerde van toen hij klein was. Voor mijn moeder waren het vreemden. Maar voor Door niet: zij moet zich wél zorgen hebben gemaakt toen ze vanaf maart 1942 geen contact meer met hen kon krijgen.















In de fotocollectie van Arnold jr. zit deze foto. Peter (van Jan) heeft een vage variant, maar met namen erbij: v.l.n.r. zien we oom Cor, ene Mien van Leeuwen, tante Annie en Door. Het staande jongetje moet mijn vader zijn. Cor Ran en Annie van Loenen trouwden op 28 september 1922 in Haarlem. Ze zijn allebei onderwijzer. Bij zijn huwelijk is Cor 30 jaar. Deze foto kan rond die tijd genomen zijn, of iets vroeger.

Via Peter en Rienus (van Jan, rechts onder op de foto) heb ik het mailadres gekregen van één van de dochters van oom Cor en tante Annie: Tineke Ran. Ze is 81 jaar en woont in Australië. Haar oorlogservaringen zijn van haar en komen hier niet aan bod. Ik beperk me tot de feiten, voor zover ik die kan achterhalen. 



zondag 12 mei 2013

Waar blijft de Heemskerck?


In de staat van dienst van Gerrit staat, dat hij het Oorlogsherinneringskruis kreeg met de gesp ‘Krijg ter Zee 1940-1945’ en de gesp ‘Java Zee 1941-1942’. Die gesp kreeg je vast niet door te laat te komen voor de slag in de Javazee, wat ik eerder over de Heemskerck schreef. Hoe zit dat?

Nu maar meteen een degelijke bron geraadpleegd: Ph. M. Bosschers driedelige ‘De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog’, uit 1986. In deel 2 en 3 staat informatie over het verloop en de nasleep van de slag, die zo desastreus eindigde. De Heemskerck vertrekt op 25 februari 1942 uit Trincomalee met munitie voor de Britse schepen. Onderweg volgt een concrete order: naar Tjilatjap. In de nacht van 1 op 2 maart zijn ze daar nog 12 uur vandaan.

In de dagen daarvoor is hevig gevochten om Japan te beletten met een invasievloot van 30 transportschepen op Java te landen. Begin 1942 is ABDACOM gevormd: American British Dutch Australian Command onder Britse leiding. Gezamenlijke oefeningen zijn niet aan de orde, ze moeten meteen aan de bak. Begin februari vormt ABDACOM een Striking Force onder schout-bij-nacht Karel Doorman, die onder de Nederlandse vlootvoogd Helfrich valt. Vanaf 20 februari is de Striking Force actief rond Java. Japan blijkt sterk en heeft luchtoverwicht. Op 26 februari is duidelijk dat Japan aan land wil gaan op Oost Java.






uitsnede kaart Indische archipel, Bosscher deel 2, pagina 354


Doormans doel is de Japanse transportvloot. Maar waar zit die vloot? Bovendien heeft hij luchtsteun nodig om Japan aan te kunnen. Die vraagt Doorman herhaaldelijk, maar krijgt hij niet. In de nacht van 26 op 27 februari is Doorman op zoek naar de Japanners, maar vindt hij ze niet, mede omdat verkenningsberichten niet of sterk vertraagd doorkomen. In de ochtend van de 27e krijgt Doorman van Helfrich de order om aan te vallen. Rond 16.00 uur barst een gevecht los waarbij de Kortenaer en de Electra verloren gaan; de Exeter raakt beschadigd en draait af. Andere schepen volgen, wat niet de bedoeling is. Dat is het moment waarop Doorman seint: ‘All ships follow me’. Zo weet hij de kruiserlinie te herstellen.

Intussen is de Japanse transportvloot om 17.00 uur verkend, maar Doorman krijgt de locatie pas om 19.30 uur door. Hij probeert waarschijnlijk, met of zonder informatie, tussen de transportvloot en de landingslocatie te komen. Daarbij loopt de Jupiter op een (geallieerde) zeemijn. Zijn eigen schip, HM De Ruyter, wordt rond 23.30 uur getroffen, vrijwel tegelijk met de Java. Doorman gaat op 28 februari om 1.00 uur met zijn schip ten onder. Waller, ‘second in command’, besluit kort daarna terug te trekken.

Een klein deel van de vloot was beschikbaar gehouden voor een eventuele Japanse aanval op West Java. Die vijf schepen ontkomen naar Ceylon. Vier Amerikaanse jagers bereiken via de straat van Bali het Australische Fremantle. Maar zes andere geallieerde schepen gaan nog verloren: de Evertsen, de Houston en de Perth in Straat Soenda – de route waarlangs ze naar de Indische Oceaan willen ontsnappen –, de eerder beschadigde Exeter, geëscorteerd door de Encounter en de Pope nog voordat ze Straat Soenda hebben bereikt.

Doorman heeft achteraf veel kritiek gehad. Oók van Gerrit Versluijs, vertelt zijn zoon. Gerrit vond dat Doorman had moeten wachten op versterking van o.a. de Heemskerck. Doorman was het duidelijk met Gerrit eens dat hij versterking nodig had, vooral in de vorm van tijdige inlichtingen en luchtsteun. Maar die kreeg hij niet. Wel kreeg hij - van Helfrich - de niet mis te verstane order om aan te vallen op de 27e, met schepen uit vier verschillende landen, die nog nooit samen hadden geopereerd en die al verschillende dagen (en nachten) actief waren in het gebied.









de Heemskerck in camouflagekleuren, maritiemdigitaal.nl


Waar blijft de Heemskerck? Die heeft in de nacht van 1 op 2 maart de order gekregen om terug te keren. Volgens Bosscher wordt de kruiser op de ochtend van 2 maart verkend door een Japans vliegtuig, waarna er 9 bommenwerpers verschijnen. Salvo’s van de Heemskerck hebben geen effect: de bommenwerpers zitten te hoog. Maar de bommen hebben ook weinig effect: de Heemskerck weet ze te ontwijken. Volgens Bosscher was het schip op 6 maart terug op Ceylon. Volgens Gerrits zoon voer de Heemskerck daar via Australië heen. Dan moet de kruiser erg snel geweest zijn, want op de heenweg had hij vier dagen nodig gehad om Nederlands Indië te bereiken.

maandag 29 april 2013

Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort


Als Rinus jr. in Den Haag is opgepakt, gaat zijn vriendin Corrie dat in Gorcum aan zijn ouders vertellen. Dit blijkt uit enkele brieven die ik kreeg van Thea, hun dochter. Daarna gaat Corrie terug naar Den Haag waar ze probeert met Rinus in contact te komen. Als ze op 12 augustus 1943 bericht krijgt dat ze hem kan opzoeken in Scheveningen, blijkt hij intussen naar Amersfoort getransporteerd te zijn.

Zijn ouders pakken een houten koffer voor hem in en zijn vader en broer Cor (mijn vader) vertrekken naar Den Haag, waar ze Corrie oppikken om daarna met z’n drieën de koffer naar Amersfoort te brengen. Een hele reis, vermoedelijk per trein, met een koffer die Rinus nooit zal ontvangen.

Vanuit Amersfoort schrijft Rinus op 15 augustus 1943 een brief aan Corrie, op briefpapier van ‘Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort’. Het vakje ‘Zensiert’ is geparafeerd. ‘ ’t Moest er toch een keer van komen als ik hier rondkijk’, schrijft hij. In kamp Amersfoort zitten in die tijd veel mannen die de arbeidsinzet saboteerden. Uit de brief van Rinus blijkt onzekerheid over wat hem te wachten staat. Moet hij al snel naar Duitsland of nog niet? Hij vraagt om geld en om post. Corrie antwoordt meteen en vertelt over de koffer die ze hebben gebracht. Ze wil natuurlijk graag dat hij die krijgt, maar het briefpapier belooft weinig goeds: ‘Der Empfang von Paketen ist verboten’.

Op 14 september schrijft moeder Door een brief aan haar zoon. Twee brieven van Rienus sr. zijn dan al teruggekomen in Gorcum met het opschrift ‘heeft al post ontvangen’. Door spreekt haar zoon moed in, maar verraadt haar bezorgdheid met een doorhaling: ‘Corrie doet alle moeite om je vrij te krijgen, wie weet lukt het haar niet’. Dan volgt een soort bezweringsformule van ongeveer twaalf regels waarin ze alles opnoemt wat in de gebrachte koffer zit, en in de koffer die nog zal komen: ‘je daagse pak, zondagsvest, slipover, 4 paar wollen sokken…’

Rinus mag één keer per maand schrijven, zijn volgende brief aan Corrie is van 14 september. Hij gaat  die vrijdag op transport, meldt hij, naar verwachting eerst naar Vught en dan misschien naar Rusland. In Vught verwacht hij nog bezoek te mogen ontvangen. ‘Hier is het nutteloos zonder voorafgaande toestemming. ……………… (onleesbaar gemaakte passage, ook deze brief is gecensureerd) veroordeeld.’ Corries brief van 15 september kruist de zijne: ‘Zoals je moeder al schrijft zijn we bezig om wat voor je gedaan te krijgen met het oog op je M V’. Lees ik dat goed? En wat is dat? Een vrijstelling misschien? 


















Of hij nog naar Vught is getransporteerd, weet ik niet. Wel hebben ‘ze’ wat voor hem gedaan gekregen, want hij komt tussen half september en oktober 1943 weer naar huis. Mogelijk heeft zijn werkgever, staalbedrijf De Vries Robbé, hem geholpen. Zijn dochter Thea heeft een foto van haar vader gedateerd oktober 1943. Zijn haar is eraf, en zijn jongensachtigheid ook. De beelden uit het kamp blijven hem bij. Vele jaren later is hij er, na een hartoperatie, weer bomen aan het zagen.    

maandag 22 april 2013

Nagekomen post

Mijn neef Frits (van Gerrit) heeft een verrassing voor me. Ook al zal er ongetwijfeld gehandeld zijn in poststukken uit de verongelukte Uiver, de brief die Kees Versluijs op 17 december 1934 aan zijn zoon Gerrit schreef, werd netjes op 28 december afgestempeld in Batavia en is niet verkocht.



























Frits heeft hem na de dood van zijn vader bewaard. Het is een kwetsbaar stukje papier en de tekst is deels onleesbaar, maar wat belangrijk was, is bewaard gebleven voor het nageslacht: ‘Unitas vandaag verloren van ….ten (onleesbaar) met 8-1. Gorcum in rouw zegt Gijs van de Buurman’.









Die Gijs is Gijs van Emmerik, een leeftijdgenoot van mijn moeder. Zijn vader, ook een Gerrit, had veel humor. ’s Zomers op het bankje buiten leek het wel cabaret, volgens mijn moeder. Gijs was niet helemaal goed. Hij ging soms in de tuin staan en riep dan ‘Ik wou dat het overal ging donderen en dat alle bomen omvielen’ of iets van die strekking. Maar hij deed geen vlieg kwaad. Blijkbaar was Gijs een groot fan van Unitas, de plaatselijke voetbalvereniging waar ook Rienus Nieuwstad sr. ooit voor speelde. Net als mijn eigen partner overigens. Zo blijft zoiets in de familie.

De brief gaat over koetjes en kalfjes. De kleine …. (Bep, denk ik, die dan een jaar of vijf is), een ‘lief klein ding’ dat goed met Cees (jr.) kan opschieten, een ‘mooi zoodje voorn’ dat te vangen valt bij ‘de legger van de Sleeuwijkse boot’. Serieus nieuws is er ook: er is iemand overleden, wie zullen we nooit weten want zijn naam is weggebrand. Het pensioen van diens vrouw valt mee, dat dan weer wel. En de toenemende werkloosheid baart vader Versluijs zorgen: ‘Gert als (?) het bij jullie daar ook zo is als hier met het werk dan is het er ook niet best. Want hier komen er wekelijks nog maar steeds bij. Ceesje behoord nu ook bij de werkelozen.’ Waar kennen we dat van?

Het is bijzonder om opeens een brief van je opa in handen te hebben, terwijl je die opa zelf nooit hebt gekend. ‘Voor de Uiver’ staat nog eens extra op de envelop. En als ik het goed heb, is dat er door mijn moeder op gezet. 

vrijdag 12 april 2013

En de Nieuwstadten?


Vijf jongens hadden ze, Rienus en Door. De oudste, Arnold, woonde inmiddels in Amsterdam. Hoe het hem in de oorlog is vergaan, weet ik niet. De volgende, Jan, was als enige in dienst geweest. Hij was dus vanaf eind augustus 1939 gemobiliseerd. Waarvoor werd hij ingezet? Zijn zoon Rienus jr. weet dat hij na 14 mei 1940 de gebombardeerde Bijenkorf in Rotterdam heeft helpen leeghalen. Kort daarvoor was hij betrokken bij het vernietigen van het Nederlandse afweergeschut bij Den Haag, waar de Duitsers geen profijt van mochten hebben. Als ex-militair hoorde hij vanaf begin 1943 bij een belangrijke ‘doelgroep’ voor de Arbeitseinsatz. Ik vermoed dat hij er dankzij zijn werk bij staalbedrijf De Vries Robbé aan ontkwam.

Cor, mijn vader, hebben we al gehad. Dan volgt Theo. In mijn notities van een bezoekje aan diens dochter Rita staat: ‘Theo is in Duitsland tewerkgesteld omdat hij naar de radio luisterde’. Hoe lang? Waar? Wat deed hij er? Vergeten te vragen, merk ik nu. Theo was van 1920 en hoorde daarmee net als zijn broer Rinus (van 1921) tot de vier complete ‘jaargangen’ die eind 1942 voor de Arbeitseinsatz werden opgeroepen. Of hij wel of niet naar de radio luisterde, zal dus niet heel veel hebben uitgemaakt, al mocht dat ook niet.















Theo (foto Rita Nieuwstad)


Vóór het zover was, heeft hij wel geholpen zijn broer Rinus uit kamp Amersfoort te krijgen. Althans: volgens Rienus (van Jan). Dat is niet onwaarschijnlijk, want Theo sprak erg goed Duits. In 1940 haalt hij een diploma Duitse handelscorrespondentie, blijkt uit de Gorcumse kranten. De onderduiker die bij zijn - toen nog toekomstige - schoonouders in Arkel zat, had daar al plezier van gehad. Toen de Duitsers daar iemand wilden inkwartieren, blufte Theo vanuit het bovenraam dat er al iemand zat. Wat natuurlijk klopte.















Rinus in 1942 (foto Thea Bakker)


Rinus, de jongste broer, verging het slechter. Hij werd begin augustus 1943 bij een razzia in Den Haag – waar hij logeerde bij familie van zijn vriendin Corrie – opgepakt. Rinus had zich natuurlijk al lang voor de Arbeitseinsatz moeten melden en zat in plaats daarvan in een bioscoop, dus hij was de klos. Hij wordt korte tijd vastgehouden in Scheveningen en op vrijdag 12 augustus naar kamp Amersfoort getransporteerd, 22 jaar oud.    

vrijdag 5 april 2013

Ontkomen aan de Arbeitseinsatz


Omdat Duitsland een leger op de been hield, ontstond in het land zelf een tekort aan arbeidskrachten. Tegelijkertijd moest voor datzelfde leger veel geproduceerd worden. In 1942 werd daartoe de Arbeitseinsatz in het leven geroepen. Op www.gahetna.nl, de website die het Nationaal Archief ontsluit, vind ik er informatie over.

Seyss-Inquart, die Nederland draaiend moest houden, wilde juist zoveel mogelijk rust in de tent en jonge mannen naar Duitsland sturen hielp daar niet bij. Bovendien produceerden ook Nederlandse bedrijven voor de Duitse oorlogseconomie. Op die manier ontstond de ruimte om arbeidskrachten ‘onmisbaar’ te verklaren en zo in Nederland te houden.

Ook de jonge mannen uit de generatie van mijn ouders probeerden te ontkomen aan tewerkstelling in Duitsland. Als ze dan moesten werken voor de Duitsers, dan liever in eigen land. Aan de Versluijskant zijn Gerrit en Frits natuurlijk actief in de geallieerde marine. Dan zijn er nog Dries, Cor (mijn vader) en Kees jr.

Dries was kleermaker en textielarbeiders waren meer dan welkom in Duitsland. Zijn dochter Bep herinnert zich hoe het ging. Toen Dries naar Duitsland moest, stak haar moeder daar een stokje voor met hulp van de dokter. Dries was plotseling ‘zenuwpatiënt’ en mocht toen in de Gorcumse kazerne gaan werken. Zijn Duitse baas blijft blijkbaar in Nederland, of woonde er voor de oorlog al, want hij biedt Dries na de oorlog werk aan in een kleermakerij in Amsterdam.  

Mijn vader zit in het onderwijs en is dus zeker niet meteen het soort arbeidskracht waar in Duitsland vraag naar is. In de latere oorlogsjaren wordt de druk opgevoerd om mankracht te ‘leveren’ en worden zelfs complete ‘jaargangen’ opgeroepen. Uiteindelijk duikt hij een poosje onder. Ergens aan de Krijtstraat meen ik. Wat mijn moeder zich daarvan vooral herinnerde is dat de daar ondergedoken mannen er weckpotten met fruit tot hun beschikking hadden. Benijdenswaardig!








trouwfoto van Kees en Sien (11 januari 1939)


Kees jr. was als machinebankwerker wél gewild. Samen met zijn zwager Tinus verwisselt hij - al voor de oorlog, in september 1939, ontdek ik later - Van Wingerden in Gorcum voor Werkspoor in Amsterdam. Daar gaan ze samen ergens ‘in de kost’, pas later verhuist zijn vrouw Sien ook naar Amsterdam. Werkspoor maakt onder andere scheepsmotoren. Dus Kees jr. hoefde waarschijnlijk weinig moeite te doen om in Nederland te mogen blijven. Na de oorlog zet hij zijn loopbaan bij Werkspoor voort.

woensdag 3 april 2013

't Wonder van Gorcum


‘Je vader had een dochter van Van Bueren op les, van ’t Wonder’. Deze raadselachtige zin kwam voor in verhalen. Waarom ik nooit vroeg wat dat wonder dan wel was, is ook een raadsel. Waarschijnlijk ontbrak de interesse. 

Het verhaal liep slecht af. De familie Van Bueren was joods. Waarschijnlijk volgde de bewuste dochter - haar naam ken ik niet - een cursus voor het middenstandsdiploma. Ze moest er hard voor werken want ze vond het moeilijk. ‘Maar ze zou wel slagen, zei je vader altijd, want ze was een Jodinnetje’.

Aan dit soort coulance had de familie Van Bueren natuurlijk niets. Op 6 februari 1941 moeten alle joodse inwoners van Gorcum zich laten registreren. De familie Van Bueren onttrekt zich niet aan die verplichting. Op 3 mei 1942 wordt de Jodenster ingevoerd. En op 15 augustus van datzelfde jaar wordt Juda van Bueren met zijn gezin als eerste joodse familie uit Gorcum weggevoerd*.








't Wonder aan de Gasthuisstraat 59



‘Het Wonder van Gorcum’ was de naam van de winkel van vader Van Bueren, een winkel in elektrische artikelen aan de Gasthuisstraat. Ook de radiodistributie voor de stad werd geregeld door ‘t Wonder. De burgemeester had op 14 mei 1940 via deze ‘Gorinchemse radio-centrale’ de evacuatie aangekondigd*. Toen kon de familie Van Bueren nog weg. Op 15 augustus 1942 kan dat niet meer.  

*gegevens uit de tentoonstelling ‘Opstaan en slapengaan in bezet Gorcum’
*van www.gorcum.nl, net als de foto

woensdag 27 maart 2013

Rechter wijsvinger misvormd


‘Jij hebt de oorlog niet meegemaakt’, hoorde ik vaak als ik niet invoelend genoeg reageerde op verhalen over honger, angst en armoede. Bijna alsof ik zou moeten wensen dat ik er wél bij was geweest. Zo was het natuurlijk niet bedoeld. Het klopt dat je moeilijk kunt invoelen wat je zelf niet hebt ervaren.

De Tweede Wereldoorlog kende ik al voor ik naar school ging uit verhalen. Eenmaal op school was Duits niet mijn favoriete taal: negativiteit rond alles wat Duits was kreeg ik met de paplepel ingegoten. In mijn boekenkast is de verhouding Duitse literatuur versus Engels/Amerikaanse één op vier. De manier waarop de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op school werd gedoceerd, was gekleurd. Want hoe erudiet ook: de leraar had zelf die oorlog meegemaakt en zijn persoonlijke ervaring kleurde zijn lessen. Er is tijd nodig voordat er ruimte voor nuance ontstaat. In publicaties die nu rond de oorlog verschijnen, begint die te komen. Ruim 65 jaar later. Met de kans dat die doorslaat naar de andere kant. 

Mijn ouders bewaarden weinig. Toch komt juist in bewaarde dingen het verleden tot leven: je kunt het aanraken, het wordt echt. Op 1 maart 1941 voerden de Duitsers in Nederland lastig te vervalsen persoonsbewijzen in. Iedereen moest zo’n bewijs hebben, met foto en afdruk van de rechter wijsvinger. Mijn neef Arnold jr. (van Arnold) had de identiteitsbewijzen van Rienus en Door Nieuwstad nog. Ik zag dergelijke bewijzen niet voor het eerst. Maar deze waren van mijn eigen opa en oma. En dat is anders. 'Rechterwijsvinger misvormd', staat op het persoonsbewijs van Door. 

  








vrijdag 22 maart 2013

Voedsel op de bon


Eind 1940 wordt in Gorcum de voedseldistributie ingevoerd. Omdat de bewoners hamsteren, raken de winkeliers te snel door hun voorraden heen. Het voedsel gaat dus op de bon. Ik heb een afbeelding van zo’n bonnenboekje van de website van het Regionaal Archief Gorinchem gehaald.  












Uit verhalen kreeg ik altijd de indruk dat het in het begin van de oorlogsjaren allemaal nog wel meeviel. Maar op den duur kreeg je steeds minder en was grote creativiteit vereist om aan eten en andere levensbehoeften te komen.

Mijn ouders hadden het geluk dat veel leerlingen van Instituut Nieuwstad van de overkant van de rivier kwamen. Ze staken over met het veer uit Sleeuwijk en liepen in een paar minuten naar de Langendijk. Er viel met die leerlingen van alles te ruilen. Op die manier krijgt een groot deel van de voor het huwelijk gespaarde uitzet een andere bestemming. In leven blijven is tenslotte belangrijker dan mooie lakens in de kast.

Soms hebben ze een meevaller. Ze hadden normaal gesproken recht op drie mud kolen. Een keer zouden ze een mud extra krijgen en dat had mijn moeder vast laten leveren. Uiteindelijk kreeg ze de extra bon die daarvoor nodig was niet. Maar de kolen had ze wel.

Mijn vader rookte – Ravenswaay verkocht tabak en waarschijnlijk rookte de hele familie, in elk geval de mannelijke helft – maar ook aan tabak (of iets wat erop leek) was steeds moeilijker te komen. En wat te doen zonder vloeitjes? Zo kreeg een stapel doorslagpapier een nieuwe bestemming: mijn vader knipte er vloeitjes van en vouwde daar kartonnen doosjes voor. Die geïmproviseerde ‘Rizla vloei’, waarvan de enige tekortkoming was dat er geen plakrandje aan zat, ruilde hij weer voor andere dingen.  

Rienus Nieuwstad sr. was duivenmelker. Op den duur verboden de Duitsers natuurlijk die duiven, omdat ze gebruikt werden om boodschappen over te brengen. Mijn vader moest tijdens de oorlog een keer zo’n boodschap ontcijferen, geschreven in het Frans. Maar duiven kon je ook eten. Als Frieda in het voorjaar van 1943 geboren is, krijgen de gelukkige ouders van oma en opa Nieuwstad wat duifjes cadeau. Of ze gebraden en wel werden geleverd, vertelt het verhaal niet.

woensdag 20 maart 2013

Goed en fout


In mei 1940 was Duitsland opeens geen buurland meer, maar een bezetter. De voorgeschiedenis is bekend. In Duitsland kwam in 1933 Hitler aan de macht nadat sinds begin jaren ‘20 de NSDAP was opgekomen. In Nederland was sinds de oprichting in 1931/1932 de NSB steeds sterker geworden. Anton Mussert spreekt begin 1935 in De Doelen in Gorcum voor een volle zaal en bij de Statenverkiezingen dat jaar haalt de NSB in Gorcum 7,55% van de stemmen (landelijk 7,91%). Bij de Kamerverkiezingen in 1937 is dat 2,94% (landelijk 4,21%)*

Door de oorlog wordt alles zwart-wit. Niks tinten grijs: je was opeens ‘goed’ of ‘fout’. Duits of Duitsgezind was fout. Mijn moeder vertelde altijd dat ze een nicht had in Berlijn. Ene Truida, die al voor de oorlog met een Duitser was getrouwd. Ik kreeg de indruk dat dit een nicht van moederskant was, maar heb deze Truida niet kunnen plaatsen. Dat er zo’n nicht was, lijkt me vrij zeker, maar mogelijk heette ze anders. Truida werd ‘fout’, wat haar politieke mening ook was.   

Na de oorlog werd in de familie verteld dat één van mijn moeders vele nichten uit Veen een echtgenoot had die sympathiseerde met de NSB. Zulke dingen maakten familieverhoudingen ingewikkeld.

Rienus Nieuwstad sr. was communist. Dat was voor de oorlog in veler ogen ook al fout, maar dan op een andere manier. In de oorlog verandert dat niet echt, maar een beetje schuiven gaat het wel: de russen vechten uiteindelijk aan geallieerde kant. En de Duitse bezetter was bepaald niet dol op communisten. Hoe kwam Rienus sr. de oorlog veilig door?  Volgens mijn neef Rienus jr. (van Jan) had hij ‘beperkte bewegingsvrijheid’: er was hem te verstaan gegeven dat hij heen en weer mocht naar Ravenswaay, maar dat hij zich verder gedeisd moest houden. Mijn opa zou een ‘beschermer’ hebben gehad bij de NSB, iemand die hem als persoon graag mocht.









tweede van links, staand: Rienus Nieuwstad


Is dat waar? Mogelijk kende mijn opa de Gorcumse kringleider van de NSB, E.H. Bakker, uit zijn diensttijd. In het digitale krantenarchief is terug te vinden dat zij in 1904 tegelijkertijd een ‘bewijs van voorgeoefendheid’ haalden. In de fotocollectie van Arnold jr. zitten nog foto’s uit de tijd van de mobilisatie van 1914. Maar ja: zelfs als deze Bakker daarop staat, is niets zeker.  

*gegevens uit de tentoonstelling ‘Opstaan en slapengaan in bezet Gorcum’

vrijdag 8 maart 2013

Vermist, vermoedelijk gesneuveld


Op 11 maart 1941 wordt mijn moeders oudste broer Frits geplaatst op de HM Isaäc Sweers, een torpedobootjager. Het schip is in Engeland afgebouwd. Op 29 mei 1941 wordt het in bedrijf gesteld, Frits hoort dus bij de eerste bemanning. Eerst gaan ze oefenen en daarna convooien escorteren, in augustus zelfs korte tijd samen met de Heemskerck.

In september 1941 wordt het schip ingedeeld bij Force H, gestationeerd in Gibraltar. Vanaf die tijd opereert Frits vooral in de Middellandse Zee, eerst aan de westkant, later aan de oostkant. Het doel daarvan was om vijandelijke aanvoerwegen overzee af te snijden.







HM Isaäc Sweers



In januari 1942 wordt de Isaäc Sweers naar Oost Indië gestuurd. Onderweg ligt het schip in Colombo in een dok, waar het opnieuw de Heemskerck tegenkomt, op weg naar Indië. De Isaäc Sweers kan nog niet weg uit Colombo, en de Heemskerck komt uiteindelijk te laat voor de slag in de Javazee die op 27 februari 1942 wordt uitgevochten en verloren. Amerika, Australië, Engeland en Nederland willen ermee voorkomen dat Japan Nederlands Indië inneemt. De geallieerde vloot, onder commando van Karel Doorman, gaat echter kansloos ten onder. Daarbij vallen veel Nederlandse slachtoffers.

De Heemskerck wordt teruggeroepen naar Colombo. Daarna worden de Heemskerck en de Isaäc Sweers allebei ingedeeld bij de Eastern Fleet. Ze ontkomen aan de Japanners, liggen een poosje in de geallieerde basis op Addu Atoll (een van de Malediven) en later in Kilindini, bij Mombasa. Daar gaan ze uit elkaar: de snelle divisie, waaronder de Heemskerck, blijft in de Indische wateren, de Isaäc Sweers gaat via Freetown naar Engeland voor reparatie.

Na die reparatie en een korte oefenperiode vertrekt de Isaäc Sweers weer naar Gibraltar voor de operatie Torch onder leiding van Eisenhower, die Noord-Afrika in handen wil krijgen. Daarvoor is een grote concentratie schepen nodig. In de maand november 1942 heeft De Isaäc Sweers het druk. Het schip zoekt vijandelijke onderzeeboten, redt overlevenden van de gezonken Nieuw Zeeland, brengt die naar Gibraltar en laadt dan op 12 november olie, op volle zee. In de vroege ochtend van 13 november 1942 wordt het schip getroffen door twee torpedo’s van een Duitse U-boot. De Isaäc Sweers staat meteen aan stuurboord in brand, waardoor veel reddingssloepen niet meer bereikbaar zijn. De bemanning krijgt het bevel het schip te verlaten. Velen springen het water in, waar de uit het schip weggelekte olie drijft en ongetwijfeld in brand vliegt. Er zijn 52 overlevenden en daar hoort Frits niet bij.

Wanneer hoort het thuisfront dit? Op de persoonskaart van Frits staat dat het Rode Kruis op 15 december 1942 verzoekt zijn echtgenote in te lichten: vermist, zeer waarschijnlijk omgekomen. Wanneer hoort Gerrit het? Ik weet het niet, zoals ik ook niet weet of de broers elkaar gesproken hebben op de momenten waarop ze elkaar in de oorlog zijn tegengekomen. Ik vermoed dat ze elkaar in februari 1942 in Colombo voor het laatst hebben gezien. Frits wordt pas na de oorlog officieel dood verklaard. Op 16 april 1946 ontvangt zijn vrouw een brief van J. M. de Booy, Minister van Marine.

Mijn moeder vertelde altijd dat Koos altijd wilde weten of haar zoon veilig voorbij Gibraltar was. Welke zoon? Gerrit misschien, nadat Frits ‘350 mijl beoosten Gibraltar’ ten onder was gegaan?

Als de kleine Theo op 17 april 1943 een zusje krijgt, wordt zij Frieda Gerda genoemd, naar de broers van haar moeder. Ze staat samen met haar eigen 'grote broer' op een foto, genomen op 4 maart 1944.


  

vrijdag 1 maart 2013

Eerste kind in oorlogstijd


Op 1 augustus 1941 krijgen Cor en Corrie Nieuwstad hun eerste kind: een zoon. Theodorus Jacobus Nieuwstad wordt genoemd naar zijn twee grootmoeders. In het fotoalbum van mijn ouders zit een foto waarop hij 9 maanden oud is. Dat staat achterop, in mijn moeders handschrift.


















Hennie en Jo de Grunt trouwen op 6 november 1940. Hun eerste kind wordt op 28 augustus 1941 geboren: Marinus (Rientje). Of de twee stellen in die tijd veel met elkaar optrokken, weet ik niet, maar ik vermoed van wel. Hun levens lopen vrijwel parallel: trouwen, zwangerschap, eerste kind. Bovendien wonen Jo en Hennie op de Vissersdijk, dichtbij de ouders van mijn moeder.

Clazien Cornelissen trouwt iets later: op 15 april 1942, met Peter de Jongh. Zij hebben een sportzaak op de Langendijk en wonen dus vlakbij mijn ouders.

Kees en Koos Versluijs hebben nu drie kleinkinderen. In mei 1943 (als ze er eigenlijk al vier hebben, maar de nieuwste aanwinst wordt waarschijnlijk nog te kwetsbaar gevonden) gaan ze samen op de foto: Theo, Bep (van Gera) en Cees (van Frits). Opa Kees is dol op Theo. Hij komt vaak ‘s avonds nog even langs, op zijn pantoffels, vlak voor ‘spertijd’. 












Ook heel wat familieleden trouwen kort voor en in de oorlogsjaren, soms simpelweg omdat er een kind op komst is. Kees Versluijs jr. lijkt op 11 januari 1939 getrouwd te zijn met Sien van Malsen, want die datum staat in zijn trouwring. Jan Nieuwstad en Jenny van Arkel trouwen op 19 oktober 1940. Ze trekken in bij tante Anna Nieuwstad, de weduwe van David Nieuwstad (een oudere broer van Rienus sr.), in de Nieuwstad, een straat in Gorcum. Op 6 april 1941 krijgen ze daar een zoon: Rienus.

Theo Nieuwstad en Thea Kruis trouwen op 5 april 1944. Op 16 augustus 1942 hadden ze zich al verloofd. Rinus Nieuwstad jr. en Corrie Baks trouwen op 22 maart 1944 en krijgen op 28 september 1944, vlak voor de laatste oorlogswinter, een zoon. En zij noemen hem: Rinus. Ze gaan inwonen bij Rienus en Door, hoorde ik van hun dochter Thea, wat in die tijd een prima oplossing moet zijn geweest. Rienus jr. (van Jan dus) heeft een foto van opa Rienus met twee van zijn kleinzoons op schoot: links Theo en rechts hij zelf. De jongetjes schelen 4 maanden.









woensdag 27 februari 2013

Instituut Nieuwstad


Mijn moeder vertelde altijd hoe zij in de eerste jaren van haar huwelijk de leerlingen van mijn vader ontving en voorzag van koffie en thee. ‘Instituut Nieuwstad’ voelde echt als een gezamenlijke onderneming.  Dit instituut verzorgde de bedrijfsadministratie van opdrachtgevers en leidde op voor verschillende boekhoudexamens. Mijn vader runde het samen met zijn vader. Ze adverteerden ervoor in de Gorcumse kranten.












Daarin zie je eind 1940 het adres van mijn ouders opduiken: Langendijk 33. Sien, de vriendin van Kees, had op weg naar haar werk bij bakker Stek gezien dat op de Langendijk verhuisd werd. Het huis dat mijn ouders in mei 1940 op het oog hadden, was intussen vergeven. Sien ging even terug naar de Vissersdijk om te vertellen dat aan de Langendijk een huis leeg kwam, en zo werd dit het adres waarop ook ik geboren ben.  














Hoe was mijn vader zelf opgeleid? Hij ging als kind naar de Lagere Burgerschool in de Boerenstraat, wat ik weet omdat zijn vader in de gemeenteraad een keer de kosten van de leermiddelen aanhaalde. In de gedigitaliseerde Gorcumse kranten zie ik dat hij in 1932 op de Rijkskweekschool van 2 naar 3 ging. In 1934 slaagde hij.











Wat zat er tussen de kweekschool en de lagere burgerschool? Je zou zeggen: de hogere burgerschool (hbs). Die ken ik als vijfjarige opleiding. Wikipedia leert dat de hbs in 1863 werd ingevoerd als driejarige opleiding die voorbereidde op hogere posities in de maatschappij. De opleiding was ook bedoeld als onderbouw voor landbouwscholen. Gold dat misschien ook voor kweekscholen? Een advertentie uit 1928 bevestigt dat. 














Mijn vader ging dus na 6 jaar lager onderwijs 3 jaar naar de hbs. Daarmee werd hij toegelaten tot het tweede jaar van de vierjarige kweekschool. De driejarige hbs werd later verdrongen door de mulo, die in vier jaar dezelfde stof onderwees, zegt Wikipedia. Intussen was er ook een vijfjarige variant van de hbs, die oorspronkelijk bedoeld was als vooropleiding voor de Polytechnische school in Delft, de huidige Technische Universiteit. Die vooropleiding ken ik als hbs B. Hbs A leidde op voor wat we nu kennen als de Erasmus Universiteit.








Na de kweekschool ging mijn vader blijkbaar bij zijn eigen vader in de leer voor een boekhouddiploma, dat hij haalde in 1937. In 1938 haalt hij in Den Haag de akte handelskennis LO, en in 1939 in Rotterdam de hoofdakte. Intussen geeft hij in Gorcum cursussen voor o.a. het middenstandsdiploma. De Handelsavondschool huurt hem daarvoor in. Of leerlingen volgen individueel de lessen, aan huis, waar mijn moeder hen ontvangt. 

vrijdag 22 februari 2013

De firma Ravenswaay


Terug naar mei 1940. Mijn opa Rienus Nieuwstad werkte al sinds 1918 bij de firma Ravenswaay, handel in koloniale waren. Koffie, thee, tabak en: vers gebrande pinda’s. De winkel van Ravenswaay was op de Hoogstraat in Gorcum. Het pand is nog steeds in gebruik, al is het wel toe aan een likje verf, zou mijn moeder zeggen.



























In het Gorcums archief is een map over Ravenswaay met daarin een boek vol reclamestempels. Ik heb er een paar gefotografeerd. Bij mijn neef Peter (van Jan) staat nog een metalen kist van Ravenswaay, waarin vroeger koffie werd bewaard. Die herken ik: wij hadden er vroeger ook een. Geen idee waar die eind genomen heeft.














Arnold jr. heeft een foto van drie kinderen Nieuwstad, genomen voor de zaak van Ravenswaay, herkenbaar aan de ‘zuilen’. Wie zien we, van links naar rechts? De jongetjes Nieuwstad leken nogal op elkaar. Als ik rekening houd met de leeftijdsverschillen moeten dit Jan, Cor (mijn vader, een jaar of twee oud) en Arnold zijn. Tussen mijn vader en de volgende broer, Theo, zit bijna 4 jaar leeftijdsverschil. Zoveel schelen deze jongetjes niet met elkaar. De foto zal van 1918 zijn.













Hij heeft ook een foto die heel wat later is genomen, rond 1930 vermoed ik. Tweede van links is Rienus sr., naast hem Arnold, dan Cor, mijn vader, een jaar of 14 oud. De jongen vooraan moet Theo of Rinus jr. zijn. Wie de andere mensen op de foto zijn, weet ik niet. De auto achter hen is van 'de zaak'. Mogelijk was het de eerste, want er zijn die dag meerdere foto's gemaakt. 

Uit de verhalen van Gera blijkt dat zij korte tijd heeft gewerkt in de koffiepikkerij van Ravenswaay. Ze vond het niks. Mijn moeder komt er in of kort na mei 1940 een poosje werken. Bij Van der Meer is ze ontslagen omdat ze zou gaan trouwen. Nu dat niet doorgaat, zit ze zonder werk en haar toekomstige schoonvader biedt haar deze oplossing aan.

Ze vertelde altijd vol trots hoe ze er een keer met beperkte middelen een mooie etalage maakte. Daar gebruikte ze trommels voor, waar thee in bewaard werd. Ik heb nog zo’n trommel, in groen- en goudtinten en voorzien van oud-Hollandse tafereeltjes. We hadden er ook een met poezen, herinner ik me. Die blijkt beland bij mijn zus.

Bij Ravenswaay leert ze Hennie Lintjes kennen, die daar schoonmaakte. Hennie had verkering met Johan de Grunt en de familie Nieuwstad was bevriend met de familie De Grunt. Johan kende dus mijn vader. De twee stellen konden het goed met elkaar vinden. Dat was niet het geval met Klazien Cornelissen en haar latere echtgenoot Peter de Jongh: mijn vader en Peter lagen elkaar niet.

Na het bombardement wordt mijn vader naar Rotterdam gestuurd om te gaan kijken of de ‘aanvoerlijn’ van Ravenswaay nog functioneerde. Het is een vreemd idee dat hij zo kort na het bombardement in de stad waar ik nu woon, en waar de brandgrens van 1940 enkele jaren geleden is gemarkeerd, is geweest. Ik woon buiten die brandgrens, maar niet eens erg ver. 



woensdag 20 februari 2013

Escorte naar Halifax


Kort nadat HM Jacob van Heemskerck in mei 1940 in Engeland is aangekomen, volgt een bijzondere opdracht: van 2 tot 11 juni 1940 escorteert het schip de kruiser HM Sumatra, waarmee prinses Juliana met haar dochters Irene en Beatrix naar Halifax wordt gebracht. Deze twee lichte kruisers waren daar snel genoeg voor. Ze vertrokken vanuit Milford Haven. Op internet is gemakkelijk een – zo te zien behoorlijk bewerkte – foto te vinden van de aankomst van Juliana in Halifax.


















Ik herinner me niet hierover ooit in de familie iets te hebben gehoord, ik kom het tegen als ik in de Alexanderkazerne in Den Haag opzoek waarvoor de schepen waar mijn ooms in de oorlog op voeren, werden ingezet. Hadden ze thuis in Gorcum ook maar enig idee? Vermoedelijk niet. In de staat van dienst van Gerrit staat wel dat hij op 10 mei naar Engeland vertrok en daar op 12 mei aankwam, maar de tocht naar Halifax komt er niet op voor. Toch was hij in die tijd op dat schip gestationeerd.

Onderweg naar Halifax raakte de Heemskerck 40 uur lang de Sumatra ‘kwijt’. Het schip had nog geen gyrokompas, het was tenslotte nog niet volledig afgebouwd toen het in grote haast in gebruik werd genomen. Uiteindelijk vonden ze de Sumatra terug en kwamen de schepen samen aan op hun bestemming. Daar kwam Juliana met de prinsesjes afscheid nemen op de Heemskerck.

In Halifax wordt dan toch eindelijk een gyrokompas gemonteerd. De Heemskerck vertrekt op 25 juni weer naar Engeland en komt op 4 juli in Portsmouth aan. Daar wordt de Heemskerck omgebouwd tot luchtverdedigingskruiser. Eind januari 1941 volgen proefvaarten en oefeningen. Vanaf februari 1941 begeleidt de Heemskerck convooien in (vooral) de Ierse Zee. Tot Japan op 7 december 1941 Pearl Harbor aanvalt.  

Een gooi naar de macht


Toen Arnold een jaar of twaalf, dertien was, maakte zijn vader Rienus Nieuwstad – mijn opa – zichzelf steeds onmogelijker in de gemeenteraad. In juni 1926 krijgt Rienus een motie van afkeuring aan zijn broek omdat hij onvoldoende hard kan maken dat het Burgerlijk Armbestuur sommige mensen ‘ploertig’ behandelt, wat hij eerder in de raad heeft beweerd en wat slecht valt bij de verantwoordelijke wethouder, Mortier. Bovendien ontstaat er frictie tussen hem en raadslid Swaters van de SDAP.



Buiten de Waterpoort, op het ‘eerste’ strand aan de Merwede. Rechts Rienus, tussen de kinderen drie blonde krullenbollen: zijn zoons Arnold, Jan en Cor. De foto moet ongeveer van 1920 zijn. 


Tijdens de zitting van 29 oktober 1926 escaleert het. Na een eerdere schorsing  vanwege het gedrag van raadslid Nieuwstad toont Swaters tijdens de rondvraag aan dat Nieuwstad hem onterecht van draaierij heeft beschuldigd. Mijn opa wil Swaters van repliek dienen, maar burgemeester Gaarlandt stelt vast dat hij zijn kans heeft gehad en sluit de vergadering. Dan slaan bij Rienus de stoppen door: hij noemt de burgemeester ‘fielt’ en gooit een glas water naar zijn hoofd. Hij mist; de scherven belanden op de vergadertafel.

Dit incident is niet genotuleerd – de vergadering was immers gesloten -, maar in de Gorcumse kranten wordt het breed uitgemeten. De burgemeester neemt raadslid Nieuwstad apart en haalt de inspecteur van politie erbij. Na een driegesprek achter gesloten deuren biedt mijn opa de in de zaal nog aanwezige raadsleden (en het publiek) zijn excuses aan. Kort daarop, op 12 november 1926, bedankt M.G. Nieuwstad ‘door persoonlijke redenen gedwongen’ voor het raadslidmaatschap.

Mijn moeder vond haar schoonvader 'een lastige vent'. Burgemeester Gaarlandt moet dat roerend met haar eens geweest zijn. Rienus sr. had beslist een kort lontje en tact was niet zijn sterkste kant. Maar uit brieven die ik van Rienus (de zoon van Jan) en Thea (dochter van Rinus jr.) kreeg, komt hij ook naar voren als een liefhebbend echtgenoot en vader.  

zondag 17 februari 2013

Krasnapolsky


Arnold, de oudste broer van mijn vader, was eerder in 1940 getrouwd, waarschijnlijk in april, met Maria Cornelia Viezee (voor mij ‘tante Rie’), geboren op 10 november 1919 in Amsterdam. Ik geloof dat ik haar één keer heb gezien. Ze was lang, herinner ik me. Arnold jr. mailde me dat ze elkaar hebben ontmoet bij een toneelvoorstelling van Shell, waar Arnold aan meedeed. Ries zus had verkering met iemand van Shell. Rie zelf kort daarna dus ook. Een van de verhalen van mijn moeder gaat over hun huwelijk.

De ouders van Rie, met name haar vader, hadden vooraf grote verhalen over hoe geweldig het bruiloftsfeest wel niet zou zijn. Het zou gevierd worden in ‘Krasnapolsky’ (met rollende r) met een verrukkelijk diner. Mijn moeder ging er samen met haar toekomstige schoonmoeder, die erg van lekker eten hield, naartoe. Uiteindelijk zaten ze tweehoog achter in het huis van de ouders van Rie achter een koude bietensalade. Niks wintertuin.









de wintertuin van Krasnapolsky


Arnold wordt in 1934, als hij een jaar of twintig is, uitgeschreven uit Gorcum. Hij vertrekt volgens de gezinskaart naar Dordrecht. Maar volgens zijn zoon Arnold jr. is hij al toen hij een jaar of twaalf was in huis gegaan bij de familie Plantinga in Dordt. Oom Plantinga werkte daar bij Lips en tante Annigje en hij hadden zelf geen kinderen. Volgens Rienus jr., de zoon van Jan, was Arnold het enfant terrible van de familie. Maar was hij dat dan al op zijn twaalfde? Volgens Arnold jr., de zoon van Arnold, had het gezin Nieuwstad het slecht in die tijd. Ook dat is niet heel waarschijnlijk: ze lieten in 1925 tenslotte een eigen huis bouwen.  

Is Arnold echt al zo vroeg uit huis gegaan en heeft hij dan in Dordrecht op de middelbare school gezeten? Het digitale krantenarchief van Gorcum laat zien dat Arnold in 1926 wordt toegelaten tot de HBS en in 1929 tot de tweede klas van de Rijkskweekschool. In 1932 haalt hij zijn diploma. Daarna gaat hij eindelijk doen wat hij waarschijnlijk zelf graag wil: iets scheikundigs. In april 1934 melden de Gorcumse kranten dat hij geslaagd is voor het eerste deel van het 'Analystexamen van de Nederlandsche Chemische Vereeniging'. Arnold blijft dus al die jaren gewoon in Gorcum, bij zijn ouders.

Ik ga zelf in Dordrecht de gezinskaart van de familie Plantinga maar eens bekijken en zie al snel waardoor alle verwarring is ontstaan: de familie Plantinga verhuist in april 1926 van de Krispijnseweg naar de Bosboom Toussaintstraat. En die verhuisdatum is genoteerd op de regel met Arnolds gegevens. Op diezelfde regel staat ook dat Arnold in mei 1934 bij zijn oom en tante kwam wonen. Hij werd 'volontair analyst' bij de Stikstoffabriek. Na wat blijkbaar gewoon een stage van ruim drie maanden was, vertrekt hij eind augustus 1934 naar Amsterdam, waar hij in het Shell laboratorium gaat werken.


















Jan Ran, de vader van Door



Thuis was hij in elk geval voor die tijd de aanstichter van meerdere ongelukken met vuurwerk. De vader van Door was vuurwerkmaker en Arnold, die kennelijk al vroeg belangstelling had voor chemie, schijnt de hand gelegd te hebben op enkele 'familierecepten'. Volgens Rienus jr., de zoon van Jan, maakten Arnold en Jan een keer een 'zon'. Arnold was van het kruit en Jan van het mechaniek. De zon draaide prima. Maar wel de verkeerde kant op, zodat de moer waarmee de zon aan het hek van de joodse begraafplaats - naast huize Nieuwstad - was bevestigd, los raakte, waarna het ding middenin  het zojuist passerende fanfarekorps 'De Bazuin' terecht kwam. De tubaspeler sprong van de schrik in de sloot.  

woensdag 13 februari 2013

Zij die nu aan de beurt zijn


In september 1937 hadden Cor en Cor – wat bij de schoonfamilie Corrie werd – blijkbaar al trouwplannen. Die zijn in mei 1940 heel concreet. Het loopt anders, want op 10 mei valt Duitsland Nederland binnen. Duitse vliegtuigen komen over Gorcum en op 11 mei wordt er zelfs eentje neergehaald. Op 14 mei, terwijl de Duitsers Rotterdam bombarderen, evacueert de Gorcumse burgemeester Van Rappard de bevolking.  

Dus loopt Cor Versluijs op haar verjaardag met een koffertje over de brug van Ceelen Gorcum uit, richting Meerkerk. Haar hondje Tippie kwispelt enthousiast, blij met de wandeling. Ze moet haar fiets aan de hand hebben gehad, want toen ze later die dag langs de Kanaaldijk terugfietste, vielen er schoten en moest ze dekking zoeken.

Haar schoonmoeder in spe loopt inmiddels slecht, haar gezondheid laat te wensen over. Ze heeft een paar mantels over elkaar aangetrokken en zit pontificaal op een (hand?)kar. Als er vliegtuigen over komen, zoekt iedereen een goed heenkomen. Aan Door – vol in het zicht – wordt niet gedacht.
Opoe Versluijs, al jaren slecht ter been, wordt geëvacueerd met een auto. Die avond is opoe kwijt. Pas twee dagen later wordt ze thuisgebracht. Ze heeft ergens aan de Lek in een mooi huis met een lekker bed gebivakkeerd. Een uitje!    

Als Nederland zich half mei overgeeft, berooft Nort - eigenaar van een brillenwinkel in de Gasthuisstraat in Gorcum en van joodse afkomst - zichzelf, zijn vrouw en zijn drie kinderen van het leven. Hij zag daar blijkbaar toen al aanleiding toe. Het maakt diepe indruk in de stad.

Op 17 mei komt de ex-verloofde van mijn moeder om bij een auto-ongeluk. Hij wordt op 22 mei begraven. Ze gaat niet naar de begrafenis, ook al had mijn vader daar geen moeite mee gehad.





















Op 4 september 1940 trouwen ze alsnog: Cor en Cor. Zij in een stemmig blauw mantelpak, hij met een witte anjer in zijn knoopsgat. Ook het bruidsboeket is van witte anjers: een bloem met bijbetekenis. In de tentoonstelling ‘Opstaan en slapengaan in bezet Gorcum’, waaraan ik meer gegevens heb ontleend, lees ik dat de Duitsers in juni 1941 ruw optreden tegen burgers die op de verjaardag van Prins Bernhard een witte anjer dragen.














Op de groepsfoto van de bruiloft, die gevierd werd in het huis van de familie Nieuwstad, ontbreken veel familieleden. Twee van de meisjes vooraan moeten Bep en Betsie zijn. Achter zie ik van links naar rechts Theo met een onbekend vriendinnetje, Kees en Koos, Rinus jr., Door en Rienus sr., Gera en Dries en Nel, de vrouw van Gerrit. Wie zijn er allemaal niet? Gerrit en Frits zijn in de oorlog ingezet, Frits’ vrouw Cor woont met haar zoontje in Den Helder. Ook Kees en zijn vriendin Sien zijn er niet bij. Aan de Nieuwstadkant mis ik Arnold en Rie - die intussen in Amsterdam wonen - en Jan en zijn vriendin Jennie.     

donderdag 7 februari 2013

Een nieuw neefje


Mijn moeders broer Frits kwam op 15 september 1937 terug uit Indië. Op 12 oktober 1937 gaat hij met zijn vrouw in Den Helder wonen, op het adres Herzogstraat 31. Daar krijgen ze op 6 juni 1939 een zoon: Cees. In de fotocollecties van Bep en Cees zitten foto’s van mijn moeder, haar opa en Bep met Frits, Cor en Cees. Zijn ze naar Den Helder afgereisd om de baby te bewonderen, of was het andersom?

























Intussen is de oorlogsdreiging toegenomen. Nederland doet verwoede pogingen om neutraal te blijven, maar op 29 augustus 1939 wordt dan toch de mobilisatie afgekondigd. Frits is natuurlijk in vaste dienst bij de marine. Waarvoor hij in die tijd is ingezet, is niet eenvoudig terug te vinden. Mijn moeder vertelde altijd dat hij net terug was (maar waarvan?) en – met zijn uniform nog aan – zijn zoontje had begroet toen er commotie was. Hij ging kijken wat er aan de hand was en is nooit meer teruggekomen.

Is dat dramatisering achteraf, of kan het waar zijn? De Nederlandse marine heeft in mei 1940 schepen – deels schepen die nog niet af waren – naar Engeland gebracht. Daarbij waren de schepen waarop Frits en Gerrit in de oorlog zijn geplaatst. HM Isaäc Sweers, een torpedobootjager, werd op 10 mei 1940 – de dag van de Duitse inval –  door de sleepboot Zwarte Zee naar de Downs gebracht. HM Jacob van Heemskerck, versneld afgebouwd omdat Nederland rekening hield met een Duitse inval, voer zelf. Met een kleine bemanning, waaronder Gerrit Versluijs.

Frits werd op 11 maart 1941 geplaatst op de Isaäc Sweers, die in Engeland was afgebouwd. Het is denkbaar dat ook hij in mei 1940 al naar Engeland is afgevaren, op een ander schip. Er was tenslotte marinepersoneel nodig voor de schepen die uit handen van de Duitsers werden gehouden. Maar in zijn staat van dienst is dat niet terug te vinden.

Er is een foto van Frits in marine-uniform met zijn zoontje. Cees kan zo te zien aan de hand al wat stapjes maken. Hij zal nog geen jaar oud zijn. Die foto kan heel goed dateren van mei 1940. Cees was toen 11 maanden oud. Het kan de laatste keer zijn geweest dat hij zijn vader zag.  







vrijdag 1 februari 2013

Met de Uiver


Hoe hielden mijn moeder, haar ouders en haar broers en zus contact met hun zoon(s) en broer(s) in Indië? Zo lang Gerrit en Frits in Nederland waren, kwamen ze vanuit Den Helder of Amsterdam af en toe met verlof naar huis. Maar contact met Indië was eigenlijk alleen per post mogelijk. Hierdoor herinnerde ik me opeens een wat vaag verhaal over een beschadigde brief afkomstig uit de verongelukte Uiver. Mijn moeder had later pas ontdekt dat er ooit zo’n brief was geweest, en dat haar moeder die had verkocht, iets wat zij zelf onbegrijpelijk vond. Kan dat kloppen?

De Uiver, het beroemde KLM-vliegtuig dat de race van Londen naar Melbourne won, is op 19 december 1934 verongelukt. Het vliegtuig was op weg naar Indië met kerstpost. Van de 350 kilo post is 145 kilo verloren gegaan. Van de geredde post is een deel vrijwel onbeschadigd gebleven, een ander deel vertoonde sporen van het ongeluk. Die post is opgehaald met de Rijstvogel en op 28 december in Batavia afgeleverd. Op www.aviacrash.nl, waar ik deze informatie vind, staat een afbeelding van zo’n poststuk.

















In 1934 zat Gerrit al twee jaar in Indië. Het kan dus waar zijn. Het ging dan om post van thuis aan Gerrit, niet om een brief van Gerrit aan het thuisfront. Maar hoe kwam die brief dan weer in handen van Koos? De post zou dan immers gewoon bij Gerrit bezorgd moeten zijn. Het verhaal rammelt, en toch is het leuk.

De Uiver kwam er in december 1934 niet meer aan, maar maakte tijdens de race naar Melbourne (eerder in 1934) wel een (tussen)landing in Indië. Op internet staat een foto van de ontvangst van de Uiver in Bandoeng.