donderdag 26 mei 2011

Gaslicht

De Gasfabriek waar mijn opa zich zo over opwond, leverde gas voor onder andere (straat)verlichting. De fabriek stond aan het Heerenlaantje. Er werd gas gewonnen uit steenkool, met cokes als bijproduct. 














Bij mijn moeder thuis hadden ze een gaslamp, en daarvoor had je een gaskousje nodig dat het met enige regelmaat begaf. Cor moest dan van haar moeder een nieuw kousje gaan halen, bij Kees van Bogget in de Dalemstraat, naast ome Bas.


 
















De Dalemstraat

Dat was een spannende opdracht, zeker in het donker. Van Bogget, die lantaarnopsteker was, had volgens mijn moeder drie kinderen die alle drie niet helemaal in orde waren. Een dochter, die altijd vreemd gekleed ging met een gek hoedje. En twee zoons. Eén van die zoons lag boven in huis aan de ketting. Als ze binnen kwam, hoorde ze die ketting rammelen. Van Bogget stelde mijn moeder altijd gerust voordat hij even wegliep om een kousje te halen. ‘Er gebeurt niets hoor’, zei hij dan.

Vandaag de dag zou dit vette krantenkoppen opleveren. Maar wat moest Van Bogget anders? Hij en zijn vrouw hadden het niet breed, en bovendien was de zorg voor geestelijk gehandicapten nog maar beperkt ontwikkeld. In Oud Gorcum Varia nummer 25 noemt ook Nico van Heumen de twee zoons: ‘De ene, Jan, kon zonder bezwaar op straat verschijnen. Hij draaide soms uren het ‘urgel’ van Rein van den Broek en ook van Vervoorn’ (p. 169). Een prachtige oplossing: muziektherapie avant la lettre. De tweede zoon was blijkbaar gevaarlijk voor zijn omgeving. Van Heumen noemt de ketting niet, al zal ook hij ervan geweten hebben. Ook de dochter komt in zijn verhaal niet voor.

Er gebeurde inderdaad niets. En thuis kreeg het oude gaskousje een nieuwe bestemming. ‘Je kon er leuk mee spelen, het was net een klein poppenfornuisje’, vertelde mijn moeder.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten