dinsdag 22 februari 2011

D. J. du Croo: ondernemer en volkshuisvester

Van het één komt het ander, en dat geldt zeker voor naspeuringen in archieven. De rol van de familie Du Croo in het leven van mijn grootouders en overgrootouders blijkt groter dan verwacht. Dat ontdek ik in het zevende nummer van Oud-Gorcum Varia, het tijdschrift van de Historische vereniging Oud-Gorcum. D.J. du Croo, kleinzoon van de Daniel Jacques uit de titel, haalt in dit nummer jeugdherinneringen op.















 D.J. du Croo


Zijn grootvader, geboren in 1829, begon in Gorcum een handel in koloniale waren, koffie en thee. Hij stak vervolgens geld in woningbouw en boerderijen, en begon zelfs naar Engels voorbeeld de ‘Selfhelp’ in de Gasthuisstraat: een zelfbedieningswinkel. Die winkel ‘ging niet’: hiermee was Du Croo zijn tijd te ver vooruit. De rest ‘ging’ prima.

Ik was verrast toen ik las welke woningen hij had laten bouwen: het Anna’s Hof en de Hoveniersstraten. ‘Hij deed dat samen met een hovenier, een tuinder en een warmoezenier, vandaar de namen van die straten’, schrijft zijn kleinzoon (p. 24). Die straten zijn de Tuinstraat, de Warmoesstraat en de Hoveniersstraat. De ouders en grootouders van mijn moeder woonden dus in de Tuinstraat al in een woning van Du Croo. Werkten zij misschien ook al vanaf het begin voor hem? Gerrit Versluis heeft als enig vermeld beroep immers ‘boerenknecht’. En ‘de oude Du Croo’ bezat al voordat de Tinekeshoeve werd gebouwd een boerderij in Dalem en landerijen in Gorinchem. Dat schrijft René van Dijk in het in post 1 vermelde artikel over de Tinekeshoeve. Cornelis werkte eerst als pakhuisknecht. Waar weet ik niet.

Kleinzoon Du Croo schrijft over de Hoveniersstraten: ‘Die huizen, dat was iets bijzonders in die tijd. Per huis hadden ze een WC en een vaste trap naar boven, dat was ongekend.’ Bert Stamkot beschrijft Du Croo in ‘Geschiedenis van de stad Gorinchem’ (1902) als een soort volkshuisvester avant la lettre: ‘In sommige gevallen vond de woningbouw door vooraanstaanden vanuit meer filantropische overwegingen plaats, zoals bijvoorbeeld de familie Du Croo, die het Anna’s hof en de Hoveniersstraten (1875) aanlegden en bebouwden’ (p. 91,92).

Was het allemaal zo prachtig? Op de plattegrond van Gorinchem is goed te zien hoe klein de huisjes in de Hoveniersstraten waren. Toch vormden ze voor die tijd misschien inderdaad een positieve uitzondering. Hadden de woningen stromend water en waren ze echt al aangesloten op de riolering? Zou kunnen. Maar dat de hovenier, de warmoezenier en de tuinder zakenpartners waren van Du Croo lijkt me hoogst onwaarschijnlijk. Met zulke beroepen werd je vroeger geen ‘projectontwikkelaar’.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten