maandag 4 april 2011

Wetenschap van het verleden

Een uitstapje. Jacques Dane van het Nationaal Onderwijsmuseum vertelde me dat een Nijmeegse historicus zich bezighoudt met geschiedenissen van gewone mensen. Via Google is hij snel gevonden: Jan Kok, hoogleraar vergelijkende geschiedenis van de levensloop aan de Radboud Universiteit. Ik stuur hem een mailtje.

Eén van zijn onderzoeksthema’s blijkt het samenwonen van kleinkinderen en grootouders. Met levensgeschiedenissen van gewone mensen kleurt hij in wat daarover feitelijk bekend is. Hij heeft vragen als: hoe vaak kwam het voor, in welke rangen en standen, wat waren de achtergronden ervan. Persoonlijke verhalen geven daarover natuurlijk meer informatie dan het bevolkingsregister.

Die link met de wetenschap maakte dat ik me een recensie herinnerde van een boek over het geheugen. Het boek had een leuke titel, wist ik nog, maar welke, en wie het had geschreven... Douwe Draaisma dus, en hij zou als geen ander moeten begrijpen dat ik als 52-jarige zijn naam niet meer paraat had. 

Deze Douwe Draaisma is bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft zich gespecialiseerd in het menselijk geheugen. Die recensie ging over ‘De heimweefabriek’, waarin Draaisma het reminiscentie-effect beschrijft. En dat is uiteindelijk misschien wel de aanleiding voor dit blog geweest.

Het reminiscentie-effect is iets bijzonders. Rond het zestigste levensjaar begint het. Mensen herinneren zich plotseling heel levendig allerlei dingen uit hun jeugd. Dingen waar ze al jaren niet meer aan hebben gedacht. Dingen die ze vergeten dachten te zijn.
Ik ben geboren toen mijn moeder 45 jaar was. Op mijn vijftiende was zij 60. Ze werd 97. Het reminiscentie-effect heeft bij haar alle kans gehad.

Draaisma beschrijft dat reminiscenties van mensen uitgezet in de tijd een piek vertonen: mensen herinneren zich het meest uit de periode tussen pakweg hun vijftiende en hun dertigste levensjaar. De top ligt rond de twintig, en die wordt hoger naarmate mensen ouder worden.
Herken ik dat? De meeste verhalen van mijn moeder gaan over de tijd waarin ze nog thuis woonde maar geen klein meisje meer was en over de oorlog. Zo ongeveer vanaf haar tiende (1923) tot haar vijfendertigste (1948). De oorlog vormt de piek, en die begon rond haar zevenentwintigste verjaardag (14 mei 1940). ‘De breedte van de hobbel varieert wat’,  stelt Draaisma, ‘maar telkens is er die bult gevolgd door een dal’ (pagina 65).











Draaisma heeft meer geschreven. ‘Vergeetboek’ bijvoorbeeld. Ga ik lezen. ‘In het vergeetboek raken’ is een uitdrukking die mijn moeder vaak gebruikte. Uiteindelijk raakte alles wat ze meemaakte ogenblikkelijk in dat vergeetboek. Deels was dat een zegen. Het reminiscentie-effect was dat niet altijd. Ze herinnerde zich soms iets wat ze liever voorgoed was vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten