vrijdag 25 maart 2011

Naar OLS no. 1: de klompenschool

Cor Versluijs ging naar de ‘klompenschool’, zoals Openbare Lagere School nummer 1 in de volksmond werd genoemd. Wie daar op school zat, kon zich meestal geen schoenen veroorloven. In elk geval niet door de week. O.L.S. no. 1 stond aan de Kalkhaven, niet ver van de Vissersdijk.
















Zelf vertelde mijn moeder altijd dat ze 9 jaar op school had gezeten. Ze ging werken toen ze 13 was, en zou dan dus vanaf haar vierde jaar naar school gegaan zijn. De leerplichtwet van 1900 schreef zes jaar onderwijs voor. Ging ze al eerder naar school, of niet? Wat was de praktijk in die tijd? 

Het boek ‘Geschiedenis van de school in Nederland’, van Boekholt en De Booy, schetst de grote lijnen maar geeft geen antwoord op specifieke vragen. Op dus naar het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam. Jacques Dane, coördinator collectie en onderzoek, vertelt me dat de onderwijspraktijk heel divers was. Zelfs de leerplichtwet is onduidelijk: moesten kinderen nu van hun 7e tot hun 13e jaar naar school, of van hun 6e tot hun 12e? Vakanties, leerplannen: niets lag landelijk vast. Jacques raadt me aan te gaan spitten in het gemeentearchief.

Maar eerst de grote lijn. Al met al heeft mijn moeder denk ik een heel gewone schooltijd gehad. Schrijven vond ze niet leuk. Dat moest met haar rechterhand, en die had ze zelf waarschijnlijk niet gekozen. Haar lievelingsvak was geschiedenis. Vanwege de verhalen, vermoed ik. In de hogere klassen kreeg ze elke week een boek mee om thuis te lezen. Dat was zo uit, op het portaaltje.

In de hoogste klas zat ze bij meneer Boelhouwers, het ‘hoofd der school’. Aan hem had ze goede herinneringen. Ik vermoed dat hij een toegewijd onderwijzer was. Veel van zijn leerlingen moesten het doen met wat hij ‘zijn’ kinderen meegaf, vooral de meisjes. Voor de jongens volgde vaak nog de ambachtsschool, maar de meeste meisjes moesten zo snel mogelijk geld gaan verdienen. Dat gold ook voor mijn moeder. Tegen die tijd wilde ze dat ook wel, want ze verveelde zich behoorlijk op school. Er was nog weinig differentiatie in de lesstof, en op een gegeven moment waren de leerboekjes natuurlijk gewoon uit.














Frits zat op een andere school, vertelde mijn moeder altijd. Dat zal de Ambachtsschool zijn geweest, in de Haarstraat. Frits was immers van 1909, dus toen mijn moeder 8 jaar was, ging hij al naar het vervolgonderwijs. Het ging er op die school niet altijd even zachtzinnig aan toe. Op een middag kwam Frits maar niet thuis. Koos werd ongerust en toog naar school. Daar bleek Frits in het kolenhok opgesloten te zitten. De 'juffrouw' had hem straf gegeven, en was hem vervolgens vergeten (het zal wel geen juffrouw zijn geweest, daar op de ambachtsschool, maar als achtjarige kon mijn moeder zich waarschijnlijk een 'meester' nog niet voorstellen). 

Mijn moeder bleef tot op hoge leeftijd verontwaardigd over dit incident. ‘Je zóu ze toch!’, zei ze dan, gebarend met haar vuist alsof ze die juf eens flink door elkaar rammelde. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten